Trema, apostrof, accent en cedille 19 september

.
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Kijkvraag: trema 
1. Waar moet de trema? 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Zeeen.
Waar moet hier het trema?
A
Eerste E
B
Tweede E
C
Derde E
D
Er moet geen trema worden geplaatst

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Reeel. Waar moet hier het trema?
A
Eerste e
B
Tweede e
C
Derde e
D
Er moet geen trema

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Een trema gebruik je alleen bij een klinkerbotsing
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Een trema gebruik je ook bij samenstellingen
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Kijkvraag: apostrof
Noem de 5 gevallen wanneer je een apostrof gebruikt. 

Slide 10 - Slide

1. als je letters weglaat 
2. om verkeerde uitspraak te voorkomen 
3. op de plaats van een weggelaten bezits-s
4. In afleidingen('er), verkleinwoorden en meervouden van letter- en cijferwoorden 
5. bij verkleinwoorden op Y 

Slide 11 - Video

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een apostrof? Noem vijf gevallen

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Kijkvraag: accenten
1. Hoe noemen we de é?
Hoe noemen we de è?
Hoe noemen we de ê?
2. Hoe noemen we de ç?
3. Waarvoor gebruiken we de accent aigu?
4. Waarvoor gebruiken we de cedille? 

4.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Hoe noemen we de é?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Hoe noemen we de è?

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

hoe noemen we de ê?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Wanneer gebruiken we de accent aigu?

Slide 18 - Open question

Om een klemtoon uit te spreken 
Waarvoor gebruiken we de cedille?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Wat is de juiste spelling?
A
móoi!
B
móói!
C
móóí!

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Kijkvragen: sommige(n)?
Wat is het verschil tussen zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijk gebruikte telwoorden? 

Wanneer gebruik je een -n? 
Wanneer gebruik je zonder-n?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Video

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijk gebruikte telwoorden?

Slide 23 - Open question

Bij zelfstandig gebruikte telwoorden kun je achter het telwoord geen zelfstandig naamwoord invullen. Bij bijvoeglijk gebruikte telwoorden kan dat wel. 
Wanneer gebruik je een -n?

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Wanneer gebruik je géén -n?

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Opdracht voor nu:
Maken: opdracht 1 en 2 pagina 68 en 69
10 min  

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

huiswerk voor morgen: 
Lezen pagina 35. Maken opdracht 6 en 8 pagina 37 - 38. 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

huiswerk voor donderdag: 
Lezen pagina 246-247. Maken opdracht 1 en 2 pagina 247 - 249

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Toets:
Volledige werkwoordspelling
De brug
Spelling H1 en 2 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Wat hebben we vorige les gedaan?

Slide 30 - Mind map

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een n in 'sommigen'?

Slide 31 - Mind map

This item has no instructions

Wanneer gebruik je géén n in sommige?

Slide 32 - Mind map

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een apostrof?

Slide 33 - Mind map

This item has no instructions

Hoe spel je een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?

Slide 34 - Mind map

This item has no instructions

Hoe weet je of een voltooid deelwoord eindigt op een d of een t?

Slide 35 - Mind map

This item has no instructions

Hoe weet je of je iets met een d of een t moet schrijven in de PVTT?

Slide 36 - Mind map

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Ga naar pagina 266 
Lees de theorie. Maak opdracht 1 t/m 3 (15 min) 

Slide 38 - Slide

This item has no instructions