Herhaling H1+H2 MA

Herhalingsles
Hoofdstuk 1: Wat is maatschappijleer? 
&
Hoofdstuk 2: Hoe word je wie je bent?
1 / 44
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhalingsles
Hoofdstuk 1: Wat is maatschappijleer? 
&
Hoofdstuk 2: Hoe word je wie je bent?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag:
- Herhalingsles H1+H2
- Vragen beantwoorden H1+H2 (stel ze dus vandaag!)
- Later nog vragen? Stuur mij gerust een berichtje op Teams.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions


Wat is tolerantie?
A
Iemand belachelijk maken omdat hij zich anders gedraagt.
B
De normen en waarden van anderen accepteren.
C
Je aan de wetten houden.
D
Mensen in hokjes plaatsen.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Generatieconflict is dat
A
er teveel mensen geboren worden
B
jonge moslims zich afkeren van hun gezin
C
jongeren botsen met ouderen
D
pubers zich van ouders afkeren

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is aangeboren?
A
Nederlands praten
B
Schrijven
C
De kleur van jouw ogen
D
Op tijd komen

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Bij sociale controle:
A
letten mensen op hoe jij je gedraagt.
B
controleren mensen elkaars waarden.
C
verdedigt iedereen zijn belangen.
D
gaat het vooral om het afleren van aangeboren eigenschappen.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is rolbevestigend gedrag
A
Een huisvader
B
Een vrouwlijke verpleegkundige
C
Een huismoeder
D
Een mannelijke bejaarden verzorger

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

De puberteit is de periode tussen...
A
je kindertijd en volwassenheid
B
je peutertijd en volwassenheid

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

groepsidentificatie
A
Je voelt je verbonden met je vrienden
B
groepen werken met elkaar
C
een groep met een ID bewijs
D
Je voelt je verbonden met de plek waar je woont

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Internalisatie is
A
Bewust of onbewust aanleren van normen en waarden
B
Letten op hoe mensen zich gedragen
C
Aangeleerde normen en waarden gaan automatisch
D
Laten weten of iemand iets goed of fout doet

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is cultuur?
A
Een groep mensen met tradities
B
Een groep mensen met normen en waarden
C
Alle normen, waarden en gewoonten van een groep samen
D
Alle normen en waarden bij elkaar

Slide 11 - Quiz

Cultuur = Een groep mensen met dezelfde normen, waarden en gewoonten
Wat is je sociale identiteit?
A
Het beeld dat je van jezelf hebt
B
Je normen en waarden.
C
De identificatie met verschillende groepen
D
Je omgeving.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is socialisatie?
A
Sociaal zijn
B
Je netjes gedragen
C
aanleren van gewoonten die passen bij je cultuur
D
alle normen en waarden van een maatschappij

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Identificatie is:
A
Kenmerken van jezelf bij een ander zien
B
Iemand die dezelfde taal spreekt bijv.
C
Iemand met dezelfde kleding bijv.
D
Al het bovenstaande

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is abnormaal of asociaal gedrag?
A
Rekening houden met elkaar
B
Geen rekening houden met elkaar
C
Je bent dan een puber
D
Je bent tolerant

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Een voorbeeld van groepsdruk is
A
asociaal gedrag
B
pestgedrag

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Sancties kunnen naast negatief ook positief zijn
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een vooroordeel ?
A
Een oordeel over iets of iemand waar van je de feiten goed kent.
B
Een oordeel over een hele groep mensen.
C
Een reden om iemand anders te behandelen dan anderen.
D
Een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten goed kent.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is aangeboren?
A
Nederlands praten
B
Schrijven
C
De kleur van jouw ogen
D
Op tijd komen

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is aangeleerd?
A
De kleur van jouw ogen
B
De kleur van jouw haar
C
Snel boos zijn
D
Stoppen met roken

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is sociale ongelijkheid?
A
Groepen mensen die hun rijkdom niet delen
B
Groepen mensen die te lui zijn om te werken
C
Ongelijkheid in hoe de welvaart verdeeld is in een land
D
Ongelijkheid in hoe mensen wonen

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Sociale ongelijkheid is..
Niet iedereen dezelfde kansen heeft in de samenleving.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Wat is geen machtsmiddel?
A
Functie
B
Kennis
C
Geld
D
In je eentje zijn

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Machtsmiddelen
Middelen waarmee je het gedrag anderen kunt beïnvloeden. 
  1. Functie of beroep
  2. Kennis en vaardigheden
  3. Aanzien of status
  4. Overtuigingskracht
  5. Hoeveelheid geld 
  6. Het aantal mensen dat gezamenlijk iets wilt
  7. Toegang tot de media
  8. Toegang tot invloedrijke personen of politici
  9. Het gebruik van geweld

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Normen zijn:
A
Dingen die mensen belangrijk vinden in het leven
B
Straffen die de overheid oplegt
C
Regels hoe jij en anderen zich moeten gedragen
D
Gevolgen van verschillende belangen

Slide 25 - Quiz

Normen = Regels hoe jij en anderen zich moeten gedragen
Normen..
Regels hoe jij en anderen zich moeten gedragen.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Een dilemma is
A
Een manier om mensen voor je te winnen
B
Een positie van macht
C
Een moeilijke keuze met veel voor- en nadelen
D
Een debattechniek

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Toename van het wij-gevoel zorgt voor een grotere sociale cohesie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Sociale cohesie
Dat is de "lijm" die mensen verbindt in een samenleving.

Als de 4 bindingen onderling in een samenleving sterk zijn.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Wat is een belang?
A
Iets wat jij belangrijk vindt
B
Een soort wet
C
Een lastige keuze
D
Voordeel dat je ergens van hebt

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Een maatschappelijk probleem is pas een maatschappelijk probleem als..
A
Het aan 1 kenmerk voldoet
B
Het aan 2 kenmerken voldoet
C
Het aan 3 kenmerken voldoet
D
Het aan 4 kenmerken voldoet

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

De kenmerken:
1. Het is een probleem waar veel mensen last van hebben.
2. Mensen hebben verschillende meningen over de oorzaak en oplossing.
3. Het probleem krijgt veel aandacht in de media.
4. De politiek bemoeit zich met een oplossing voor het probleem.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn waarden?
A
De dingen die je belangrijk vindt in het leven
B
Wat je over hebt voor een ander
C
Hoeveel geld je op de bank hebt staan
D
Dat wat anderen van jouw denken

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat is macht?
A
Beïnvloeden wat iemand voor waarde en normen heeft
B
Geweld en geld
C
Beïnvloeden wat iemand doet en denkt
D
Jouw baan en overtuigingskracht

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Sociale cohesie is
A
De samenhang tussen mensen
B
De manier waarop mensen naar armoede kijken
C
De verschillen tussen groepen
D
De bevolkingsdichtheid in een stad

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Met wie heb je een politieke binding?
A
Jesse Klaver
B
Mark Rutte
C
Jan Hamming
D
Een volger op instagram

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Met wie heb je een economische binding?
A
Messi
B
Een politie-agent
C
Je werkgever
D
Je mentor

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Met je ouders heb je verschillende bindingen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

welke binding heb je met je
leraren ?
A
affectief
B
politiek
C
economisch
D
cognitief

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een wetsregel?
A
Na toiletbezoek je handen wassen
B
Geen afval op straat gooien
C
Op de buitendeuren moeten goede sloten zitten
D
In restaurants geef je een fooi

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een goed voorbeeld van een gedragsregel?
A
Handen wassen na het plassen
B
Niet door rood lopen
C
Niet stelen
D
Geen geluidsoverlast veroorzaken.

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

waarom zijn we afhankelijk?
A
We kunnen niet veel zelf
B
we hebben anderen nodig
C
we zijn afhankelijk

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Een ander woord voor de maatschappij is:
A
belangengroep
B
sociale omgeving
C
overheid
D
samenleving

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Wie hoort er NIET bij je sociale omgeving?
A
Je teamgenoten
B
Je collega's op werk
C
Je klasgenoten
D
De slager om de hoek

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions