1.3 Wil je welvaart of welzijn?

Terugblik
Huiswerk 
Vragen paragraaf 1.1 (vraag 1 tm 13) en 1.2 (vraag 1 tm 9) 


1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Terugblik
Huiswerk 
Vragen paragraaf 1.1 (vraag 1 tm 13) en 1.2 (vraag 1 tm 9) 


Slide 1 - Slide

1.1 Vraag 11

Slide 2 - Slide

1.2 Vraag 2 

Slide 3 - Slide

1.2 Vraag 4 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Vorig jaar kreeg je €6 zakgeld, nu krijg je €8,50.
Hoeveel procent is je zakgeld gestegen?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Patatprijs
2016 - 3,10 - indexcijfer 100
2017 - 3,00 - indexcijfer ?
2018 - ? - indexcijfer 95
Reken de vraagtekens uit

Slide 12 - Open question

De mate waarin je met beschikbare middelen in je behoeften kunt voorzien
A
welvaart
B
welzijn

Slide 13 - Quiz

Met middelen kun je in je behoeften voorzien. Deze middelen zijn
A
goederen en diensten
B
tijd en geld
C
vakantie en loon
D
consumeren en produceren

Slide 14 - Quiz

Welzijn is:
A
De mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien
B
De mate waarin je behoefte worden voorzien zonder schaarste middelen

Slide 15 - Quiz

je moet prioriteiten stellen omdat:
A
je weinig tijd en geld hebt
B
je niet altijd kan doen wat je leuk vindt
C
je alleen kan doen wat je leuk vindt

Slide 16 - Quiz

Je prioriteiten zijn ....
A
wat iedereen belangrijk vind
B
dezelfde interesses hebt
C
wat jij allemaal wilt
D
wat jij belangrijk vind

Slide 17 - Quiz

Rijk zijn of hoge welzijn?
A
RIJKDOM
B
WELZIJN

Slide 18 - Quiz

Wat is NIET schaars?
A
Elektriciteit
B
Gas uit je gaspit in de keuken
C
Zonlicht

Slide 19 - Quiz

Welzijn is hetzelfde als welvaart
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quiz

'Prioriteiten stellen' betekent...
A
kiezen wat je het leukst vindt
B
kiezen wat je het belangrijkst vindt
C
kiezen wat je het lekkerst vindt
D
kiezen wat je het stomst vindt

Slide 21 - Quiz

Een schaars goed is:
A
Een goed waar weinig van is.
B
Een goed waar arbeid, kapitaal en/of natuur voor ingezet zijn.
C
Een goed waar weinig vraag naar is.
D
Het tegenovergestelde van een vrij goed.

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide


Leerdoelen waren voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll