Paragraaf 3 De Woningfinanciering

4.3 De woningfinanciering
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.3 De woningfinanciering

Slide 1 - Slide

Lesopbouw
  • Evaluatie


  • Bespreken aantal opdrachten.  (zelf inbrengen)
  • uitleg max 10-15 minuten
  • opdrachten maken overige 20 minuten

Slide 2 - Slide

Verwachtingen
  • luisteren uitleg
  • vragen stellen als je iets snapt (naar voren komen)
  • huiswerk maken

Slide 3 - Slide

Paragraaf 2 Hoofdstuk 4
3, 6, 8 

Slide 4 - Slide

Hypotheek
hypotheeklening 
huis = onderpand 

Slide 5 - Slide

Hypotheek
Een hypothecaire lening is een langlopende lening met een onroerend goed als onderpand.

Slide 6 - Slide

Hypotheeklasten
- Aflossing lening en rentekosten

- Worden per maand betaald

Slide 7 - Slide

Rentepercentage
  • Variabele rente  
  • de bank kan het rentepercentage veranderen
  • Vaste rente 
  • het rentepercentage staat vast gedurende een afgesproken periode.

Slide 8 - Slide

Maximaal hypotheekbedrag
  • hoogte van je inkomen
  • de getaxeerde waarde van  het huis

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Lineair
  • Maandbedrag wordt steeds lager
  • Aflossing blijft gelijk 
  • Dus steeds minder rente

Slide 11 - Slide

Hypothecaire lening
  • De hypotheek bestaat uit aflossing en rente
  • Rente betaal je maar zorgt NOOIT voor daling van de hypotheekschuld.

Slide 12 - Slide

Rekensom hypothecaire lening
  • Stel je sluit een lineaire hypotheek af van € 240.000. De looptijd van de lening is 30 jaar. De rente bedraagt 3% per jaar. 

Slide 13 - Slide

Rekensom hypothecaire lening
  • Totale bedrag jaar 1 = aflossing + rente = € 15.200
  • Rente = € 240.000 : 100 x 3  = € 7.200
  • Aflossing = € 15.200 - € 7.200 = € 8.000
  • (  Elk jaar wordt er namelijk afgelost € 240.000 : 30= € 8.000)

Slide 14 - Slide

Hypothecaire lening
  • De hypotheek bestaat uit aflossing en rente
  • Rente betaal je maar zorgt NOOIT voor daling van de hypotheekschuld.

Slide 15 - Slide

Huiseigenaren kunnen financieel problemen krijgen als
  • hun inkomen daalt
  • ze hun huis moeten verkopen terwijl de hypotheek hoger is dan de waarde van de woning

Slide 16 - Slide

paragraaf 4.3
maken 1,2,
 5, 7 , 9 tot met 11

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Bij een lineaire hypotheek
A
Betaal je elke maand in totaal evenveel.
B
Betaal je elke maand evenveel rente.
C
Betaal je elke maand evenveel aflossing.

Slide 19 - Quiz

Verhuurder
Huurder
Woningverbetering
Klein onderhoud
Groot onderhoud

Slide 20 - Drag question

Wat doet een makelaar?
A
Deze helpt met verhuizen
B
Deze helpt met schilderen van een nieuw huis
C
Helpt met het zoeken en kopen van een huis

Slide 21 - Quiz

Wat is een nadeel van een lineaire hypotheek?
A
Je betaalt in totaal veel rente.
B
Je moet in totaal veel aflossen.
C
De kosten zijn in totaal heel hoog.
D
In het begin zijn de maandlasten heel hoog.

Slide 22 - Quiz

Wat is een voordeel van een Annuïteiten hypotheek?
A
De maandelijkse lasten worden steeds minder.
B
De maandelijkse lasten zijn altijd gelijk.
C
De maandelijkse lasten zijn altijd anders.
D
De maandelijkse lasten veranderen vaak.

Slide 23 - Quiz

Welke opmerking over een annuïteiten hypotheek is waar?
A
Je betaalt elke periode evenveel aflossing.
B
Je betaalt elke periode evenveel rente.
C
Je betaalt elke periode in totaal evenveel.
D
Je betaalt elke periode in totaal steeds minder.

Slide 24 - Quiz