This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Nederlands les 1
1. Uitleg periode 4
3. Uitleg woordenschat
4. Testje
5. Aan het werk
Slide 1 - Slide
Uitleg periode 4
1. korte periode, slechts een paar lessen.
2. Werk digitaal: gebruik de licentie.
3. Onderwerp: Woordenschat (boek A)
4. BSA-punt: voldoende voor de toets Woordenschat.
Slide 2 - Slide
Uitleg woordenschat
1. Wat betekent woordenschat?
2. Waarom is dit belangrijk?
Slide 3 - Slide
Uitleg woordenschat
1. Wat betekent woordenschat?
Jouw woordenschat is het aantal woorden dat je kent en goed kunt gebruiken. Je leert vanzelf elke dag nieuwe woorden. In deze periode gaan we ook in op het snel vinden van de betekenis van een onbekend woord.
Slide 4 - Slide
Uitleg woordenschat
2. Waarom is dit belangrijk?
Het is belangrijk om zoveel mogelijk woorden te kennen en te weten hoe je om moet gaan met woorden waarvan je de betekenis niet kent. Jouw woordenschat gebruik je je hele leven, maar de komende tijd is het ook heel belangrijk bij het maken van toetsen en examens.
Slide 5 - Slide
Test
Er volgt nu een test waarbij je de betekenis van 15 woorden moet geven. Let goed op de zin, soms kan dat je helpen.
Houd zelf bij hoeveel antwoorden je goed hebt!
Slide 6 - Slide
Sommigen vinden het CHARISMA van een manager een belangrijke factor voor het succes van de zaak.
A
opleiding
B
ervaring
C
uitstraling
Slide 7 - Quiz
Die voorstellen BEHELZEN een compleet nieuwe invulling van de studie.
A
ontwaren
B
hebben betrekking op
C
beamen
Slide 8 - Quiz
Het overleg bevindt zich in een IMPASSE.
A
vergaderzaal
B
moeilijke toestand
C
eindfase
Slide 9 - Quiz
De goudhandel FLOREERT als nooit tevoren.
A
ontbeert
B
gaat achteruit
C
bloeit
Slide 10 - Quiz
In de middeleeuwen werden lijfeigenen door hun heer GEKASTIJD.
A
uitgelachen
B
gememoreerd
C
gestraft
Slide 11 - Quiz
De DISCREPANTIE tussen wat hij zegt en wat hij doet, is wel meer mensen opgevallen.
A
afwijking, gebrek aan overeenstemming
B
onopvallend
C
overeenkomst
Slide 12 - Quiz
Ik denk niet dat dat helpt bij het IMPLEMENTEREN van deze strategie.
A
invoeren en in gebruik nemen
B
een gat vullen
C
uit je hoofd leren
Slide 13 - Quiz
Dit artikel verduidelijkt hoe je moet citeren en PARAFRASEREN in je proefschrift.
A
Het weergeven van de inhoud met andere woorden
B
scanderen
C
omzetten in andere vorm of ander formaat
Slide 14 - Quiz
Tijdens deze lessen wordt de contemporaine geschiedenis in chronologische volgorde behandeld.
A
sociale
B
hedendaagse
C
culturele
Slide 15 - Quiz
Ze mag er dan FRELE uitzien, ze is sterkter dan je denkt!
A
broos
B
adelijk
C
verward
Slide 16 - Quiz
Wetenschappers staan voor een groot raadsel, nu ze een MINUSCUUL deeltje hebben gemeten.
A
heel klein
B
ovaal
C
bol
Slide 17 - Quiz
De IMMATERIELE schade valt niet te berekenen
A
schade aan spullen, goederen etc.
B
geestelijke
C
economische
Slide 18 - Quiz
Ook hier geldt natuurlijk het ADAGIUM: 'voorkomen is beter dan genezen.'