1 Rekenen herhaling met aanvulling

Consumeren
(in economische zin)
A
Opmaken
B
Verkopen
C
Kopen
D
Niet tastbaar product
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Consumeren
(in economische zin)
A
Opmaken
B
Verkopen
C
Kopen
D
Niet tastbaar product

Slide 1 - Quiz

Op een website worden huizen verkocht. Een huis staat te koop voor 283450 euro. Type dit bedrag op de juiste economische wijze.

Slide 2 - Open question

Mevrouw Seval geeft in de eerste week van september € 83,95 uit aan boodschappen. In de volgende weken geeft ze € 91,38, € 82,43 en € 103,16 uit.
Hoeveel geeft mevrouw Seval gemiddeld per week uit?

Slide 3 - Open question

Autobelasting
hoort bij welke groep:
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele lasten
D
Reservering

Slide 4 - Quiz

Op een jas van €89 krijg je 35% korting.
Bereken hoeveel korting is dat?
1) Bereken de som
2) noteer als antwoord: ...% van ... = ...

Slide 5 - Open question

Benzine voor de auto
hoort bij welke groep:
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele lasten
D
Reservering

Slide 6 - Quiz

Op een jas van €89 krijg je 35% korting.
Bereken hoeveel je moet betalen?
Bereken de som
en noteer als antwoord: ...% van ... = ...

Slide 7 - Open question

Loon
Winst
Uitkering, dit zijn de drie...
A
Tastbare inkomens
B
Deugdelijke inkomens
C
losse woorden die niks met elkaar te maken hebben.
D
Soorten inkomens

Slide 8 - Quiz

Je koopt een spijkerbroek. Die kostte eerst € 49.
Nu krijg je 15% korting.

Bereken hoeveel je nu betaalt voor de spijkerbroek?

Slide 9 - Open question

Een jaar heeft 52 weken en 12 maanden.
52 : 12 =
A
4
B
4,3
C
4,33
D
4,33333333333333333333333333333333333333333... en nog meer.

Slide 10 - Quiz

Bram verdient met kranten bezorgen € 1.000 per maand.

Bereken hoeveel hij verdient per week.
Gebruik hiervoor de methode van het hele jaar.

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Video

Evi's ouders kochten een auto voor €18.500. Na drie jaar ruilen ze deze auto weer in voor een nieuwe. Een nieuwe auto is dan 8% duurder. Voor de inruil van de oude auto krijgen ze nog € 10.000 terug.
Bereken hoeveel Evi's ouders elke maand moeten reserveren voor deze nieuwe auto.

Slide 13 - Open question

Reparatie na een ongelukje
met de auto
hoort bij welke groep:
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele lasten
D
Reservering

Slide 14 - Quiz

Romain verdient € 356,25 per week.
Abdul heeft een maandloon van € 1425.
Volgens Abdul verdienen ze evenveel.
Laat zien met een berekening of Abdul gelijk heeft.

Slide 15 - Open question

Reclame is een voorbeeld van:
A
Sociale beïnvloeding
B
Commerciële beïnvloeding
C
Asymmetrische beïnvloeding
D
Zowel A als B als C zijn fout.

Slide 16 - Quiz

De gemiddelde prijs van een brood is de afgelopen jaren met 17% gestegen. Een brood kostte eerst €1,35.

Bereken hoeveel een brood nu kost.

Slide 17 - Open question

Behoefte
(in economische zin)
A
Iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben.
B
Diensten en producten
C
Dat wat je op de WC doet...
D
Het geld waarover je kunt beschikken

Slide 18 - Quiz

Je wilt over een jaar een tablet van € 395 kopen.
Je hebt nog een tegoedbon € 65.
Bereken de reservering per maand.

Slide 19 - Open question

Begroting
A
Alle uitgaven bij elkaar
B
Alle verwachte inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode
C
Alle uitkomsten en intgaven
D
Alle inkomsten bij elkaar.

Slide 20 - Quiz

Sparen voor een nieuwe auto
hoort bij welke groep:
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele lasten
D
Reservering

Slide 21 - Quiz

Als je "uitkomt met je geld"
dan:
A
Geef je meer geld uit dan je ontvangt
B
Ontvang je meer geld dan je uitgeeft.
C
Fout, niet kiezen
D
Deze ook niet kiezen

Slide 22 - Quiz

Waar is hier sprake van:
Een product dat bij normaal gebruik een redelijke tijd meegaat.
A
Vergelijkend warenonderzoek
B
Goederen
C
Deugdelijk product
D
Garantie

Slide 23 - Quiz