les 21 liggend streepje


4h, welkom bij Nederlands! 
Pak pen en papier
Telefoon mee naar de les? Stop hem dan in de (telefoon)tas!
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


4h, welkom bij Nederlands! 
Pak pen en papier
Telefoon mee naar de les? Stop hem dan in de (telefoon)tas!

Slide 1 - Slide

Dictee (10 woorden)
  1. abonnees
  2. accommodaties
  3. achttien
  4. acuut
  5. adellijk

Slide 2 - Slide

Dictee (10 woorden)
  1. abonnees
  2. accommodaties
  3. achttien
  4. acuut
  5. adellijk
  • 6. adolescent
  • 7. agressie
  • 8. alinea
  • 9. alleszins
  • 10. allochtoon 

Slide 3 - Slide

herhaling hoofdletters en leestekens

Slide 4 - Slide

 paragraaf 9: liggend streepje

Slide 5 - Slide

Liggend streepje
  1. Koppelteken
    rente-inkomsten, politieauto
  2. Weglatingsteken
    keel-, neus- en oorarts, lager en voortgezet onderwijs
  3. Afbreekteken: een afbreek-
    teken kan je gebruiken als een woord op twee regels staat.





















Slide 6 - Slide

1 Het koppelteken (8 situaties:)
Bedenk (samen) om welke reden hier een koppelteken hoort:
  1. auto-ongeluk
  2. mevrouw Van Vilsteren-de Laat
  3. adjunct-directeur
  4. on-Hollands
  5. A4-papier
  6. all-you-can-eatrestaurant
  7. trainer-coach
  8. Latijns-Amerikaans








timer
3:00

Slide 7 - Slide

1 Het koppelteken (8 situaties:)
Bedenk (samen) om welke reden hier een koppelteken hoort:
  1. auto-ongeluk
  2. mevrouw Van Vilsteren-de Laat
  3. adjunct-directeur
  4. on-Hollands
  5. A4-papier
  6. all-you-can-eatrestaurant
  7. trainer-coach
  8. Latijns-Amerikaans








  1. klinkerbotsing (politieauto)
  2. namen van getrouwde mensen
  3. Na de voorvoegsels: adjunct-, aspirant-, assistent-, bijna-, chef-, collega-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling-, niet-, non-, oud
  4. voor een hoofdletter
  5. letters, cijfers, tekens, st./sint/Sint
  6. woorden die anders onoverzichtelijk worden/ vaste uitdrukkingen

Slide 8 - Slide

1 Het koppelteken (liggend streepje)
Let op:
  • Gebruik bij getallen in woorden een trema: drieënzestig.
  • Als een beroepsnaam vergezeld wordt van een bijvoeglijk naamwoord, schrijven we die twee elementen los: sociaal geograaf, klinisch bioloog (in tegentelling tot schrijver-historicus, dus geen bijv. nw.).

Slide 9 - Slide

2 weglatingsstreepje (liggend streepje)

Je mag een woorddeel weglaten als het dezelfde betekenis heeft:
hoofdzaken en bijzaken > hoofd- en bijzaken

scheikundedocenten en scheikundestudenten>
                                                                   scheikundedocenten en -studenten



Slide 10 - Slide

2 weglatingsteken (liggend streepje)
Je mag een woorddeel weglaten als het dezelfde betekenis heeft

Let op:
- Alleen als het dezelfde betekenis heeft:
      Krantenkoppen en koffiekoppen geen: kranten- en koffiekoppen
- Alleen bij samenstellingen, geen bijvoeglijk naamwoorden:
     Lager en voortgezet onderwijs

Slide 11 - Slide

3 afbreekteken (liggend streepje)
Als afbreekteken als een woord niet meer op de regel past.

  • Breek samenstellingen alleen af tussen de delen: adoptie-kinderen, klinker-botsing, modellen-wedstrijd, tweede-hands.
  • Breek af tussen het grondwoord en een voor- of achtervoegsel: herfst-achtig, karakterloos, on-vriendelijk.
  • Je mag woorden ook afbreken tussen twee lettergrepen, maar als je twijfelt over de juiste plaats, zet dan het hele woord op de volgende regel. Op die manier voorkom je fouten.



Slide 12 - Slide

3 afbreekteken (liggend streepje)
Let op: waar je afbreekt, kan de betekenis veranderen:

dijkramp

Slide 13 - Slide

3 afbreekteken (liggend streepje)
Let op: waar je afbreekt, kan de betekenis veranderen:

dijkramp

Slide 14 - Slide

3 liggend streepje (paragraaf 9)
Maak online planning 12

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Aan elkaar of los?

1 Samenstellingen van twee of drie woorden, schrijf je over het algemeen aaneen.

  • Lagelonenlanden
  • De lage minimumlonen worden verhoogd.
  • Hogedrukreiniger
  • Onder hoge druk wordt de espresso gezet.
  • Langeafstandloper
  • De lange afstandloper heeft een voordeel door zijn lengte


2 Splitswerkwoorden (scheidbaar samengestelde werkwoorden) schrijf je aaneen

pianospelen, stukmaken, oproken

3 Combinaties van een voorzetsel met bijwoord of twee bijwoorden schrijf je aaneen

eroverheen, waardoor, daarboven


Slide 18 - Slide

Aan elkaar of los?


2 Splitswerkwoorden (scheidbaar samengestelde werkwoorden) schrijf je aaneen

pianospelen, stukmaken, oproken, autorijden, uiteenspatten


3 Getallen tot duizend (in letters) en samenstellingen met honderd en duizend: vijfenveertig, dertienduizend,
maar:
dertien miljard!


Slide 19 - Slide

Aan elkaar of los?

  • 3 Combinaties van een voorzetsel met bijwoord of twee bijwoorden schrijf je aaneen:
  • eroverheen, waardoor, daarboven

  • Net als combinaties van twee voorzetsels
    bovenin, voorin, achterop
  • Tenzij na het voorzetsel een voornaamwoord of zelfstandig naamwoord volgt:
    Ik zit voor in de auto, want achterin wordt ik zo snel misselijk.



Slide 20 - Slide

Aan elkaar of los?
4 Combinaties van er, hier, daar, waar + voorzetsel (voornaamwoordelijke bijwoorden) eroverheen, waardoor, hiertussen, erdoorheen

Let op: Dit geldt niet voor voorzetsels die horen bij een splitsbaar werkwoord:
- Dat hangt ervan af. (afhangen)
- Pak je het cadeau daar in? (inpakken)
- Ik ga ervan uit dat het zal lukken. (uitgaan)

Slide 21 - Slide

Even kijken wat je nu weet...
Quiz in de lesson-up

Log in in deze les, gebruik je eigen naam

Eerst vragen over 'aan elkaar of los' daarna ook over de vorige les.

Slide 22 - Slide

Bovenop of boven op
'Charlie zat ... het paard'
A
bovenop
B
boven op

Slide 23 - Quiz

Dichtbij of dicht bij
'Hij is snel terug, hij woont ...'
A
dichtbij
B
dicht bij

Slide 24 - Quiz

dichtbij of dicht bij
Mijn huis staat ... school.
A
dichtbij
B
dicht bij

Slide 25 - Quiz

ondertussen of onder tussen
'... zit ik me hier stierlijk te vervelen.'
A
ondertussen
B
onder tussen

Slide 26 - Quiz

vijf miljoen of vijfmiljoen
'Ik heb ... gewonnen'
A
vijf miljoen
B
vijfmiljoen

Slide 27 - Quiz

seconde + wijzer =
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 28 - Quiz

rogge + brood =
A
roggenbrood
B
roggebrood

Slide 29 - Quiz

spin + web=
A
spinnenweb
B
spinneweb

Slide 30 - Quiz

dronken + lap =
A
dronkenlap
B
dronkelap

Slide 31 - Quiz

Oefenen
Maak online planning 8

Klaar? 
Vervoeg de volgende werkwoorden in het Nederlands:
- deleten
- backflippen
- updaten

Tegenwoordige tijd: 1) ik ...                    Verleden tijd: 4) ik ...
                                       2) hij ...                                            5) hij ...
                                       3) wij ...                                            6) wij ...
7) Voltooid deelwoord: ...
8) Onvoltooid deelwoord: ...                9) Bijvoeglijk naamwoord:...

Slide 32 - Slide

Oefenen

- deleten
- backflippen
- updaten

Tegenwoordige tijd: 1) ik delete                    Verleden tijd: 4) ik deletete
                                       2) hij deletet                                     5) hij deletete
                                       3) wij deleten                                        6) wij deleteten
7) Voltooid deelwoord: gedeletet
8) Onvoltooid deelwoord: deletend                9) Bijvoeglijk naamwoord: gedeletete

Slide 33 - Slide

Oefenen

- backflippen
- backflippen
- updaten

Tegenwoordige tijd: 1) ik backflip                    Verleden tijd: 4) ik backflipte
                                       2) hij backflipt                                    5) hij backflipte
                                       3) wij backflippen                                        6) wij backflipten
7) Voltooid deelwoord: gebackflipt
8) Onvoltooid deelwoord: backflippend          9) Bijvoeglijk naamwoord: gebackflipte

Slide 34 - Slide

Oefenen

- updaten
- backflippen
- updaten

Tegenwoordige tijd: 1) ik update                Verleden tijd: 4) ik updatete
                                       2) hij updatet                                   5) hij updatete
                                       3) wij updaten                                       6) wij updateten
7) Voltooid deelwoord: geüpdatet
8) Onvoltooid deelwoord: updatend         9) Bijvoeglijk naamwoord: geüpdatete

Slide 35 - Slide