laatste spelling les

1. Spelling

van de persoonsvorm


in de

tegenwoordige tijd

1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

1. Spelling

van de persoonsvorm


in de

tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

t.t. snijden
Jeroen... het vlees in stukken.
A
snijd
B
snijdd
C
snijdt
D
snijden

Slide 3 - Quiz

t.t. geven
Omur ... mij een briefje.
A
geeft
B
geefd
C
gaf
D
geven

Slide 4 - Quiz

t.t. drijven
In het water... hout.
A
drijft
B
drijvt
C
drijfd
D
drijvd

Slide 5 - Quiz

t.t. glijden
De kinderen... naar beneden
A
glijdt
B
glijden
C
gleden
D
gleiden

Slide 6 - Quiz

t.t. verdwijnen
De dief... snel in de donkere steeg
A
verdwijnen
B
verdween
C
verdwijnt
D
verdwijnd

Slide 7 - Quiz

t.t. zweven
De parachutespringer... door de lucht
A
zweef
B
zweefd
C
zweevt
D
zweeft

Slide 8 - Quiz

t.t. lopen
...jij vaak met de hond?
A
liep
B
loop
C
loopt
D
lopen

Slide 9 - Quiz

t.t. kopen
...jij vaak snoep van je zakgeld?
A
kocht
B
koop
C
koopt
D
kopen

Slide 10 - Quiz

t.t. reizen
jij ...elke dag met de trein naar huis?
A
reist
B
reizt
C
reisd
D
reizd

Slide 11 - Quiz

t.t. genieten
...jij ook zo van deze vakantie?
A
geniett
B
genood
C
genieten
D
geniet

Slide 12 - Quiz

t.t. leren
...jij veel van deze les?
A
leert
B
leer
C
leerd
D
leren

Slide 13 - Quiz

t.t. wensen
ik ... je veel plezier op de andere school
A
wenst
B
wensde
C
wensen
D
wens

Slide 14 - Quiz

t.t. gaan
..jij elke ochtend douchen?
A
Ga
B
Gaat
C
Gaan
D
Gat

Slide 15 - Quiz

t.t. kletsen
Na deze les gaan wij met elkaar ...
A
klets
B
kletst
C
kletsen
D
gekletst

Slide 16 - Quiz

KlAAR!!!

Slide 17 - Slide