werkwoordspelling maandagochtend

Werkwoordspelling
maandagochtend 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Werkwoordspelling
maandagochtend 

Slide 1 - Slide

Fien _____________ een broodje in haar mond.
(stoppen t.t.)
A
stopdt
B
stopd
C
stopt
D
stoppen

Slide 2 - Quiz

Jij _____________ altijd op een rekenmachine.
(rekenen t.t.)
A
rekent
B
rekendt
C
rekend
D
rekenen

Slide 3 - Quiz

Lies _____________ gisteren de vlekken uit haar jurk.
(poetsen v.t.)
A
poetsde
B
poetste
C
poetsden
D
poetsten

Slide 4 - Quiz

Morris _____________ toen de boom in de grond.
(planten v.t.)
A
plante
B
planten
C
plantte
D
plantten

Slide 5 - Quiz

De kinderen _____________ het pasgeboren kalfje.
(aaien v.t.)
A
aaiten
B
aaiden
C
aaite
D
aaide

Slide 6 - Quiz

Ted _____________ zich aan de hete kachel.
(branden t.t.)
A
brant
B
branden
C
brandt

Slide 7 - Quiz

_____________ jij het bord even schoon?
(vegen t.t.)
A
veegt
B
veeg
C
vegen

Slide 8 - Quiz

Gisteren _____________ ik het lintje door.
(knippen v.t.)
A
kniptte
B
knipde
C
knipten
D
knipte

Slide 9 - Quiz

Vincent en Ravi _____________ gisteren over straat.
(hinkelen v.t.)
A
hinkelde
B
hinkelden
C
hinkelte
D
hinkelten

Slide 10 - Quiz

Wij hebben koekjes _____________.
(v.d. bakken)
A
gebakt
B
gebakdt
C
gebakken

Slide 11 - Quiz

De vlieger heeft _____
(v.d. zweven)
A
gezweefd
B
gezweeft
C
gezweven

Slide 12 - Quiz

We hebben de dieren _____________.
(v.d. knuffelen)
A
geknuffelt
B
geknuffeld
C
geknuffeldt
D
geknuffelen

Slide 13 - Quiz

Kim heeft haar tanden _____________.
(v.d. poetsen)
A
gepoetst
B
gepoetsdt
C
gepoetsd
D
gepoetsen

Slide 14 - Quiz

Wij hebben ons _____.
(v.d. verbazen)
A
verbaast
B
verbaasdt
C
verbaasd

Slide 15 - Quiz