VMBO 4 GTB: H. 25 en H. 26

Dinsdag 5 november
Lesinhoud:
- Instructie les 25 + les 26 

- Aan de slag 

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Dinsdag 5 november
Lesinhoud:
- Instructie les 25 + les 26 

- Aan de slag 

Slide 1 - Slide

Toetsweek
Leesvaardigheid 
les 1/2/3
les 13/14/15
les 25/26/27
les 37/38/39
blz. 140-146

Schrijfvaardigheid: artikel schrijven
les 10/11/12/58
blz 147 -155

Slide 2 - Slide

Lesdoelen:

- Je leert hoe je teksten beter begrijpt door op verbanden te letten
- Je leert hoe je het onderwerp, de deelonderwerpen en de hoofdgedachte in een tekst vindt. 

Slide 3 - Slide

Instructie les 25 en 26
Pak je boek voor je op blz. 54 en 55.

Slide 4 - Slide

Alineaverbanden
Tussen de alinea’s van een tekst bestaan verbanden: de ene alinea heeft met de andere te maken. 

Ook binnen een alinea kunnen deze verbanden voorkomen. Dan heeft de ene zin met de andere te maken. 

Slide 5 - Slide

Signaalwoorden
Verbanden worden meestal aangegeven met signaalwoorden. Het is daarom belangrijk om bij het lezen van alinea’s te letten op deze signaalwoorden.

De belangrijkste staan op blz. 54 en moet je kunnen herkennen in een tekst! 

Slide 6 - Slide

Les 26 Instructie
Onderwerp = antwoord op de vraag: waar gaat de tekst over? Antwoord kun je in een woord of een paar woorden opschrijven.
Je vindt het onderwerp meestal in de titel of de ondetitel.

Deelonderwerp: deelonderwerpen belichten verschillende kanten van een onderwerp.
Een nieuw deelonderwerp begint ook vaak met een nieuwe alinea. Tussenkopjes geven aan wat het deelonderwerp van die alinea is. 

Slide 7 - Slide

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is het antwoord op de vraag: ‘Wat zegt de schrijver over dit onderwerp?’

Hoofdgedachte is vaak te vinden in de inleiding of het slot. Soms moet je zelf de hoofdzaken van de tekst in één zin samenvatten. 
De hoofdgedachte wordt dus geformuleerd in één zin. 

Slide 8 - Slide

Aan de slag
Pak je boek voor je op blz. 54 en 55.

Slide 9 - Slide

Lees alinea 1: blz. 55.
In deze alinea staat een doel-middel verband. Aan welk signaalwoord kun je dat zien?
A
erger
B
daar
C
dat
D
daarmee

Slide 10 - Quiz

Wat is het doel en wat is het middel?
A
doel = afval opruimen middel = hardlopen
B
doel = je ergeren aan afval middel = troeptrimmen
C
doel = je ergernis omzetten in activiteit middel = troeptrimmen
D
doel = een rondje hardlopen middel = in de natuur een rondje hardlopen

Slide 11 - Quiz

Welke drie voordelen van troeptrimmen worden in alinea 3 beschreven?

Slide 12 - Open question

Wat is het verband tussen die drie voordelen?
A
opsomming
B
conclusie
C
toelichting
D
voorwaarde

Slide 13 - Quiz

In alinea 4 staan verschillende verbanden. Noem er twee.

Slide 14 - Open question

Wat is het verband tussen de laatste alinea en de rest van de tekst?
A
voorwaarde
B
voorbeeld
C
tegenstelling
D
conclusie

Slide 15 - Quiz

Vind jij troeptrimmen een goed idee? Gebruik in je antwoord signaalwoorden van mening/argument en van opsomming.

Slide 16 - Open question

Verder werken
Maken:
Hoofdstuk 26: blz. 56-57 vraag 1 t/m 7
Doornemen: woorden op blz. 55 en 57
Lezen: Match deel 2/3/4/5 (Teams) 

Klaar? maken les 27. 

Slide 17 - Slide