woordenschat thema 6

analyseren
A
bekijken en bespreken wat er gebeurd of gedaan is
B
uitleggen welke betekenis iets heeft
C
bekijken hoe iets in elkaar zit
D
je zegt of doet iets tussen andere dingen door
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

analyseren
A
bekijken en bespreken wat er gebeurd of gedaan is
B
uitleggen welke betekenis iets heeft
C
bekijken hoe iets in elkaar zit
D
je zegt of doet iets tussen andere dingen door

Slide 1 - Quiz

verdunnen
A
het dunner maken van een vloeistof
B
het dunner maken van ranja
C
het dunner maken van verf
D
water toevoegen

Slide 2 - Quiz

Wat is een recensent?

Slide 3 - Open question

aannemelijk
A
geloofwaardig
B
misschien
C
waarschijnlijk
D
niet waar

Slide 4 - Quiz

wat is overvloedig

Slide 5 - Open question

Welk woord past het beste bij virtueel
A
computer
B
toekomst
C
bestaand
D
denkbeeldig

Slide 6 - Quiz

bruusk
A
hardhandig
B
zachtzinnig
C
onverwacht, je schrikt ervan
D
hard praten

Slide 7 - Quiz

Wat is ten nadele van

Slide 8 - Open question

voor hetzelfde geld
A
dat iets even duur is
B
het had net zo goed anders kunnen gaan
C
dat het anders gaat dan verwacht
D
als het er echt op aan komt

Slide 9 - Quiz

Zet de drie woorden in goede volgorde (minder naar meer)
geobsedeerd verslaafd gefascineerd

Slide 10 - Open question

ontvoering

Slide 11 - Mind map

grootscheeps
A
massaal
B
grote schepen
C
erg veel
D
veel mensen die komen kijken

Slide 12 - Quiz

Wat is nul op rekest krijgen?

Slide 13 - Open question

Wat is zinspelen op?

Slide 14 - Open question

ongedeerd
A
ernstig verwond
B
bang
C
met de schrik vrijkomen
D
zonder verwondingen

Slide 15 - Quiz

wat is aannemelijk?

Slide 16 - Open question

de meeting
A
een online bijeenkomst
B
samenkomen
C
een bijeenkomst
D
een vergadering

Slide 17 - Quiz

een campagne
A
een alcoholische drank
B
een plan
C
wat de politiek doet
D
goed overdacht plan

Slide 18 - Quiz