This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
De Werkwoorden 'Hebben' en 'Zijn'
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het einde van de les kun je het verschil tussen 'hebben' en 'zijn' herkennen en toepassen in zinnen.
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Werkwoord 'Hebben'
Het werkwoord 'hebben' drukt bezit of handeling uit, bijvoorbeeld 'Ik heb een boek' of 'Zij heeft goed geluisterd'.
Slide 3 - Slide
This item has no instructions
Werkwoord 'Zijn'
Het werkwoord 'zijn' drukt een toestand of identiteit uit, bijvoorbeeld 'Ik ben moe' of 'Wij zijn vrienden'.
Slide 4 - Slide
This item has no instructions
Oefening 'Hebben' en 'Zijn'
Vul de juiste vorm van 'hebben' of 'zijn' in de zin in: 'Ik ____ een hond' en 'Zij ____ mijn vriendin'.
Slide 5 - Slide
This item has no instructions
Verschil 'Zijn' als werkwoord en als bezittelijk voornaamwoord
Het werkwoord 'zijn' drukt een toestand uit, terwijl 'zijn' als bezittelijk voornaamwoord aangeeft dat iets of iemand toebehoort.
Slide 6 - Slide
This item has no instructions
Toepassing in Zinnen
Schrijf een zin waarin 'zijn' als werkwoord wordt gebruikt en een zin waarin 'zijn' als bezittelijk voornaamwoord wordt gebruikt.
Slide 7 - Slide
This item has no instructions
Samenvatting
We hebben vandaag geleerd over de werkwoorden 'hebben' en 'zijn' en hoe ze in zinnen worden gebruikt.
Slide 8 - Slide
This item has no instructions
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 9 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 10 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 11 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.