14 maart - Nakijken en formuleren H6, verwijzen (ook voor havo 1)

Welkom!
Lezen
Nakijken
1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Lezen
Nakijken

Slide 1 - Slide

6 Formuleren par. 1 opdr. 1,2,3 en par. 2 opdr. 1 t/m 3, Woordenschat - Journaal opdracht 1 en 2

Slide 2 - Slide

Verwijzen met deze, die, dit en dat


  • Je leert op de juiste manier verwijzen met deze, die, dit en dat.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Waarom maak je gebruik van verwijswoorden?

Slide 5 - Slide

De jongen koopt een fiets. De jongen fietst op zijn fiets naar huis. De jongen laat zijn fiets zien aan zijn moeder. De jongen is blij met zijn fiets.
Verwijswoorden

Slide 6 - Slide

De jongen koopt een fiets. Hij fietst erop naar huis. Hij laat hem zien aan zijn moeder. De jongen is er blij mee.
Verwijswoorden

Slide 7 - Slide

Met een verwijswoord wijs je terug naar een of meer woorden die eerder genoemd zijn, het antecedent. Vaak is dit antecedent de kern van een zinsdeel.
Als je verwijst, houd je rekening met het geslacht en het getal van de kern.
Verwijswoorden

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

TEE-methode
Het huis -  Dat huis - Dit huis
De jongen -  Die jongen - Deze jongen

 Kijk naar het lidwoord, eindigt het op een T? Dan verwijs je met een T. Eindigt het woord met een E, dan verwijs je met een E



Slide 10 - Slide

TEE-methode


De - Deze- Die
Het - Dit - Dat

Slide 11 - Slide

de
het
hier
deze
dit
daar
die
dat
Deze verwijswoorden gebruik je ook als je terugwijst naar woorden.
bijv. het meisje ........... daar loopt.
dat

Slide 12 - Slide

Onzijdig
Het-woorden zijn onzijdig.
Namen van landen, provincies, steden en clubs en verkleinwoorden zijn ook onzijdig.

Je verwijst met het, zijn, dit, dat.

Slide 13 - Slide

Mannelijk of vrouwelijk
De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk.
(Lekker overzichtelijk, hè?)

Slide 14 - Slide

Vrouwelijk
Vrouwelijke personen en dieren. (De secretaresse, de wolvin)
De-woorden met de volgende uitgang:
-heid (de waarheid)
-nis (de ergernis)
-ing (de verzekering)
-schap (de vriendschap)
-ww+st (de winst)

Slide 15 - Slide

Vrouwelijk
-te (de verte)
- de (de methode)
- ie (de televisie)
-ij (de partij)
-iek (de fabriek)
-theek (de kwaliteit)
-tuur (de cultuur)

Slide 16 - Slide

TIP!
In een woordenboek kun je opzoeken of een woord mannelijk of vrouwelijk is. Als je van een woord niet kunt vaststellen of het mannelijk of vrouwelijk is, mag je het beschouwen als mannelijk.

Slide 17 - Slide

Maak op fluistertoon 6 Formuleren par. 3 opdr. 1,2,3

Slide 18 - Slide