2 vmbo-bk thema 6.1 Ecologie en duurzaamheid: Relaties

thema 6 Ecologie en duurzaamheid
6.1 Relaties
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

thema 6 Ecologie en duurzaamheid
6.1 Relaties

Slide 1 - Slide

wat gaan we vandaag doen?
Inleiding thema 6 Ecologie en duurzaamheid
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 6.1 Relaties
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- weet je dat organismen en hun milieu elkaar beïnvloeden.
- kun je een voedselketen en een voedselweb maken.

Slide 5 - Slide

Inleiding
Organismen en hun omgeving hebben invloed op elkaar.

Een konijn bijvoorbeeld heeft in zijn omgeving water, voedsel en zuurstof nodig om te blijven leven.
Konijnen hebben ook invloed op hun omgeving. Ze graven bijvoorbeeld holen in de grond.

Slide 6 - Slide

6.1 Relaties
De omgeving van een organisme noem je zijn milieu.
Dit milieu heeft invloed op een organisme.

Neem bijvoorbeeld een regenworm.
Het milieu van de regenworm is de bodem. Als het regent, is de bodem nat en kruipen regenwormen uit de bodem. Als het droog is, kruipen ze juist diep in de bodem weg.

Slide 7 - Slide

6.1 Relaties
Organismen hebben zelf ook invloed op hun milieu.

Regenwormen graven bijvoorbeeld gangen.
Hierdoor wordt de bodem luchtiger.
De regenworm heeft zo invloed op zijn milieu.

Slide 8 - Slide

6.1 Relaties
Het milieu en de organismen die er leven, hebben met elkaar te maken.
Biologen zeggen dan dat ze relaties met elkaar hebben.

Het bestuderen van relaties tussen organismen en hun milieu noem je ecologie.

Slide 9 - Slide

In de afbeelding links zie je een merel die een regenworm eet.

Merels eten regenwormen. De relatie tussen merels en regenwormen noem je daarom een voedselrelatie.

Bij een voedselrelatie is een soort het voedsel voor een andere soort.

Slide 10 - Slide

Tussen soorten in een gebied bestaan voedselrelaties.

In de afbeelding links zie je een konijn van een paardenbloem eten. Konijnen zijn planteneters.

Je ziet ook een wezel. Wezels vangen konijnen en eten ze op. Wezels zijn vleeseters.

Slide 11 - Slide

Paardenbloemen, konijnen en wezels vormen een voedselketen.

Op de afbeelding links zie je zo'n voedselketen.

Slide 12 - Slide

Een voedselketen is een reeks soorten, waarbij elke soort het voedsel is voor de volgende soort.

De pijl betekent: wordt gegeten door!!!!

Slide 13 - Slide

De soort waarmee een voedselketen begint, noem je de eerste schakel.

In de voedselketen op de afbeelding links is de paardenbloem de eerste schakel. Een paardenbloem is een plant.

De eerste schakel in een voedselketen is altijd een plant!!!!


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

In de afbeelding links zie je verschillende soorten die in een bepaald gebied leven.

In een gebied zijn er altijd meerdere voedselketens.
Een soort kan het voedsel zijn voor veel andere soorten.

Slide 16 - Slide

De voedselketens lopen door elkaar heen.

Een tekening van verschillende voedselrelaties in een gebied noem je een voedselweb.

Slide 17 - Slide

6.1 Relaties
In een voedselweb kunnen dieren voorkomen die planten en dieren eten. Deze dieren noem je alleseters.

Een merel is een alleseter. Hij eet zowel bessen als lieveheersbeestjes.

Slide 18 - Slide

6.1 Relaties
Niet alle planten en dieren worden gegeten. Ze kunnen ook gewoon doodgaan. De dode resten van planten en dieren worden dan als voedsel gebruikt door afvaleters.

Een voorbeeld van een afvaleter is een regenworm.
Afvaleters horen niet bij een voedselweb, omdat een voedselweb bestaat uit levende organismen.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

VRAGEN??

Slide 22 - Slide

zelf aan de slag
6.1 Relaties: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 1 t/m 5, 7 en 8
(vanaf blz. 145)

Slide 23 - Slide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- weet je dat organismen en hun milieu elkaar beïnvloeden.
- kun je een voedselketen en een voedselweb maken.

Slide 24 - Slide