T6 BS1

T6 BS1
1 / 11
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

T6 BS1

Slide 1 - Slide

Spoorboekje
- Uitleg T6 basisstof 1
- Opdrachten T6 basisstof 1 maken
- Test jezelf T6 basisstof 1 maken (groene score = af)

Regels:
- Jassen zitten in de lockers.
- Telefoons zijn niet hoorbaar en niet zichtbaar in het lokaal.

Slide 2 - Slide

T6 BS1
Leerdoelen:
6.1.1 Je weet dat organismen en hun milieu elkaar beïnvloeden.
6.1.2 Je kunt een voedselketen en een voedselweb maken.

Slide 3 - Slide

Milieu
De omgeving van een organisme noem je zijn milieu. Dit milieu heeft invloed op een organisme. Organismen hebben zelf ook invloed op hun milieu.  Het milieu en de organismen die er leven, hebben met elkaar te maken. Biologen zeggen dan dat ze relaties met elkaar hebben. Het bestuderen van relaties tussen organismen en hun milieu noem je ecologie.

 Bij een voedselrelatie is een soort het voedsel voor een andere soort.

Slide 4 - Slide

Planteneters en vleeseters
Tussen soorten in een gebied bestaan voedselrelaties. Je ziet een konijn van een paardenbloem eten. Konijnen zijn planteneters. Je ziet ook een wezel. Wezels vangen konijnen en eten ze op. Wezels zijn vleeseters.

Slide 5 - Slide

Voedselketen
Paardenbloemen, konijnen en wezels vormen een voedselketen. Een voedselketen is een reeks soorten, waarbij elke soort het voedsel is voor de volgende soort. De pijl betekent: wordt gegeten door.
De soort waarmee een voedselketen begint, noem je de eerste schakel. In de voedselketen is de eerste schakel een paardenbloem. Een paardenbloem is een plant.
De eerste schakel in een voedselketen is altijd een plant.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Voedselweb
In een gebied zijn er altijd meerdere voedselketens. Een soort kan het voedsel zijn voor veel andere soorten. De voedselketens lopen door elkaar heen. Een tekening van verschillende voedselrelaties in een gebied noem je een voedselweb.

In een voedselweb kunnen dieren voorkomen die planten en dieren eten. Deze dieren noem je alleseters. Een merel is een alleseter. Hij eet zowel bessen als lieveheersbeestjes.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Afvaleters
Niet alle planten en dieren worden gegeten. Ze kunnen ook gewoon doodgaan. De dode resten van planten en dieren worden dan als voedsel gebruikt door afvaleters. Een voorbeeld van een afvaleter is een regenworm. Afvaleters horen niet bij een voedselweb, omdat een voedselweb bestaat uit levende organismen.

Slide 10 - Slide

Aan de slag
Lees de lesstof van T6 basisstof 1 (6.1)

Maak de opdrachten van T6 basisstof 1 (6.1)

Maak de test jezelf van T6 basisstof 1 (6.1), groen = af. 

Slide 11 - Slide