Zorg voor een goede formulering (vermijdt ze, hen, hij, maar noem namen)
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Oefenen met beantwoorden van vragen.
Zorg voor een goede formulering (vermijdt ze, hen, hij, maar noem namen)
Slide 1 - Slide
Welk begrip past het best bij de manier van regeren van Lodewijk XIV?
A
Absolutisme
B
Democratie
C
Centralisatie
D
Vrijheid
Slide 2 - Quiz
1. Volgens Locke had iedereen dezelfde grondrechten. 2. Tijdens de Verlichting kwam er steeds meer kritiek vanuit de Kerk.
A
Alleen stelling 1 is goed.
B
Alleen stelling 2 is goed.
C
Stelling 1 en 2 zijn goed.
D
Stelling 1 en 2 zijn fout.
Slide 3 - Quiz
1. Volgens Rousseau moest het volk de macht hebben. 2. Volgens Rousseau moest de vorst zijn absolute macht behouden.
A
Alleen stelling 1 is goed.
B
Alleen stelling 2 is goed.
C
Stelling 1 en 2 zijn goed.
D
Stelling 1 en 2 zijn fout.
Slide 4 - Quiz
1. Volgens Montesquieu was het een natuurwet dat een alleenheerser zijn macht zou misbruiken. 2. Volgens Montesquieu moest de macht van een absoluut vorst in drie machten worden verdeeld.
A
Alleen stelling 1 is goed.
B
Alleen stelling 2 is goed.
C
Stelling 1 en 2 zijn goed.
D
Stelling 1 en 2 zijn fout.
Slide 5 - Quiz
In de 17e eeuw dacht men alles te kunnen verklaren met ratio en verstand. Hoe noemen wij deze manier van denken?
A
Empirisme
B
Verlichting
C
Observeren
D
Experimenteren
Slide 6 - Quiz
Welke opvatting had men over godsdienst tijdens de verlichting?
A
Er mocht maar 1 godsdienst zijn
B
Een andere godsdienst werd gedoogd
C
Men was voor tolerantie
D
Godsdiensten moesten worden verboden
Slide 7 - Quiz
Welk van onderstaande antwoorden is geen verlichting idee?
A
Alle mensen gelijk geboren en gelijke rechten
B
Iedereen heeft recht op vrijheid van godsdienst
C
Iedereen heeft recht op vrijheid van meningsuiting
D
Standenmaatschappij moest blijven
Slide 8 - Quiz
In de verlichting ontstond een beweging genaamd abolitionisme. Waar stonden zij voor?
Slide 9 - Open question
Tijdens de verlichting werd een systeem bedacht om machtsmisbruik te voorkomen. Welke systeem was dit?
Slide 10 - Open question
Welk van onderstaande personen is geen verlichtingsdenker?
A
Voltaire
B
Immanuel Kant
C
Charles Montesquieu
D
Marie Antoinette
Slide 11 - Quiz
Waarom ontstond er ruzie op de manier van stemmen bij de Staten-Generaal in 1789?
A
Alleen de adel mocht stemmen
B
Er werd per hoofd gestemd.
C
Er werd per stand gestemd
D
Alleen de geestelijkheid en adel mochten stemmen.
Slide 12 - Quiz
Wie riepen de Nationale Vergadering uit?
A
Staten generaal
B
Adel
C
Geestelijkheid
D
De derde stand
Slide 13 - Quiz
Wat houdt een constitutionele monarchie in voor de koning?
A
De koning mag wetten opstellen.
B
De koning moet zich houden aan de grondwet
C
De koning heeft de macht
D
Het volk heeft de macht.
Slide 14 - Quiz
Rationalisme is...
A
Proberen de wereld te begrijpen door goed naar de Bijbel te kijken.
B
De oude Griekse wetenschap.
C
Een middeleeuwse filosofie.
D
Proberen de wereld te begrijpen met gebruik van het gezond verstand.
Slide 15 - Quiz
Noem de drie machten volgens Montesquieu.
Slide 16 - Open question
Lees eerst het verhaal van Eise Eisinga.
Dit hoofdstuk gaat onder andere over de Verlichting.
Het verhaal van Eise Eisinga past hier goed bij, want:
A
Eisinga geloofde niets van wat de predikant zei.
B
Eisinga bouwde het zonnestelsel na in zijn woonkamer.
C
Eisinga leefde van 1744-1828 in Friesland.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Leg uit welke rol de afbeelding in de achtergrond speelde bij het verspreiden van de ideeën van de Verlichting in Frankrijk in de 18e eeuw. (gebruik voor de beantwoording de BUC-methode)
Slide 19 - Open question
Montesquieu verstopte zijn kritiek op het absolutisme in een roman met twee Perzen als hoofdpersoon. Leg uit waarom Montesquieu zijn kritiek niet openlijk kon uiten.
Slide 20 - Open question
Leg uit waarom de Verlichting als één van de oorzaken kan worden genoemd voor het uitbreken van de Franse Revolutie.
Slide 21 - Open question
Bekijk de afbeelding.
Welke uitspraak over deze afbeelding is juist?
A
De tekenaar is voor de eerste en tweede stand omdat hij laat zien hoe brutaal het is van de derde stand om de ketenen los te maken
B
De tekenaar is voor de derde stand, omdat hij laat zien hoe bespottelijk verschrikt de eerste en tweede stand reageren op het losmaken van de ketenen van de derde stand
C
De tekenaar is neutraal, omdat hij alle drie de standen belachelijk maakt.
D
De tekenaar is neutraal, omdat hij alle drie de standen belangrijk maakt.