Verbindingswoorden

Welkom MYPB
Leg pen en papier op tafel. 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom MYPB
Leg pen en papier op tafel. 

Slide 1 - Slide

Vandaag:

Signaalwoorden/verbindingswoorden en tekstverbanden. 

- je kunt verbanden herkennen in een tekst
- je kunt signaalwoorden/verbindingswoorden gebruiken in een tekst

Slide 2 - Slide

Tekstverbanden

Voorbeeld: bijvoorbeeld, onder andere, zo, zoals
Opsomming: en, of, ook, ten eerste, ten tweede, verder, bovendien, daarnaast
Tegenstelling: maar, toch, echter, in tegenstelling tot
 Oorzaak-gevolg, reden: omdat, doordat, want, daarom, hierdoor, daardoor, zodat. 


Slide 3 - Slide

Op school leer je veel vakken, ...... wiskunde, Nederlands, Aardrijkskunde en geschiedenis.
A
maar
B
bijvoorbeeld
C
want
D
bovendien

Slide 4 - Quiz

Amira houdt van dansen en toneel. ..... vindt ze zingen erg leuk.
A
verder
B
maar
C
zoals
D
want

Slide 5 - Quiz

Ik ben goed in wiskunde, ....... ik heb een onvoldoende gehaald.
A
want
B
maar
C
bovendien
D
zoals

Slide 6 - Quiz

Het heeft al lang niet geregend, ...... zijn de bloemen doodgegaan.
A
zoals
B
maar
C
bijvoorbeeld
D
daardoor

Slide 7 - Quiz

imker 
stuifmeel
bestuiving
nationaal
soort
verzamelen
voedingsgewassen

noodzakelijk
afhankelijk
bedreigd
leefgebied
voedsel
afnemen
angel



Vertaal de woorden die je nog niet kent. 
timer
6:00

Slide 8 - Slide

Tekstverbanden

Voorbeeld: bijvoorbeeld, onder andere, zo, zoals
Opsomming: en, of, ook, ten eerste, ten tweede, verder, bovendien, daarnaast
Tegenstelling: maar, toch, echter, in tegenstelling tot
 Oorzaak-gevolg, reden: omdat, doordat, want, daarom, hierdoor, daardoor, zodat. 

Slide 9 - Slide

Eerder klaar? Maak zinnen met de woorden die je vertaald hebt. 

Slide 10 - Slide

Schrijf een verhaaltje over een bij. Gebruik de woorden:
want, maar, bijvoorbeeld, omdat, ook

Let op:
, want ik ga naar school.
, maar ik ga naar school.
, omdat ik naar school ga.

Slide 11 - Slide

Controleer de tekst:

- zijn de goede woorden gebruikt?
- zijn de woorden goed gespeld?
- staan de woorden in de goede volgorde?
Welke tekstverbanden herken je? 

Slide 12 - Slide