Leesvaardigheid - signaalwoorden

Signaalwoorden
1 / 12
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Signaalwoorden

Slide 1 - Mind map

Maak van deze twee zinnen één zin, door er een woord tussen te plaatsen.

Jan kan niet voetballen. Hij is traag.


Slide 2 - Open question

Signaalwoorden
  1. Jan kan niet voetballen, want hij is traag.
  2. Jan kan niet voetballen en hij is traag.

In zin 1 geef je een reden waarom Jan niet kan voetballen.
In zin 2 som je op welke kenmerken Jan heeft. Je hebt een ander verband tussen de zinnen gelegd.

Slide 3 - Slide

Signaalwoorden
De verbindingswoorden laten dus zien welke verband er tussen de beide zinnen bestaat. Ze geven als het ware een signaal af: let op na 'want' volgt een reden, na 'en' volgt een opsomming.
Daarom worden deze verbindingswoorden signaalwoorden genoemd. 

Slide 4 - Slide

Overzicht van een aantal verbanden en hun signaalwoorden 
Tekstverband:                                                  Signaalwoord:
opsomming                                                      ook, en, bovendien              tegenstelling                                                   maar, echter, toch    
reden                                                                   want, omdat, daarom        
voorbeeld                                                          bijvoorbeeld, zoals
conclusie                                                           dus, daarom, hieruit volgt

Slide 5 - Slide

Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van reden
Signaalwoorden van voorbeeld
maar
ook
ten eerste
toch
echter
en
bovendien
zoals
bijvoorbeeld
want
omdat
daarom

Slide 6 - Drag question

Welk tekstverband zie je in onderstaande zin?

Hoewel ze erg slim is, vindt ze spelling lastig.

Slide 7 - Open question

Noteer de signaalwoorden die een opsomming aangeven.

Max is dol op sporten. Hij kan goed wielrennen, maar hij kan ook geweldig zwemmen. Bovendien loopt hij regelmatig hard.

Slide 8 - Open question

Welk tekstverband zie je in onderstaande zin?

Ik vind dat een goede serie, omdat die zo spannend is.

Slide 9 - Open question

Noteer de signaalwoorden die een voorbeeld aangeven.

Er zijn allerlei manieren om energie te besparen, zoals spaarlampen gebruiken, de verwarming een graadje lager zetten en niet te lang douchen.

Slide 10 - Open question

Noteer de signaalwoorden die een conclusie aangeven.

Meer sport op school betekent dus gezondere en slimmere leerlingen.

Slide 11 - Open question

Ik kan tekstverbanden en signaalwoorden herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll