Voltooid deelwoorden

Voltooid deelwoord 

-zwakke werkwoorden
-sterke werkwoorden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Voltooid deelwoord 

-zwakke werkwoorden
-sterke werkwoorden

Slide 1 - Slide

Verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank in de verleden en voltooide tijd. (regels)                  werken - werkte - gewerkt

Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden en voltooide tijd. 
                Denk aan Pokémon, als ze evolueren worden ze sterker en veranderen ze van vorm. 
 zwemmen - zwom - gezwommen




Wat in het Nederlands zwak/sterk is, is vaak in het Duits ook zwak/sterk.

Slide 2 - Slide

Voltooid deelwoorden bij zwakke werkwoorden
Regel 1: eindigt het werkwoord op ieren: stam + t. 

studieren - studiert                 '

kontrollieren - kontrolliert 


Slide 3 - Slide

Voltooid deelwoorden bij zwakke werkwoorden
Regel 2: begint het werkwoord met be/ver: stam + t

besuchen - besucht                      

versorgen - versorgt 

Slide 4 - Slide

Voltooid deelwoorden bij zwakke werkwoorden
Regel 3: eindigt de stam op -d/-t: ge + stam + et

arbeiten - gearbeitet  
                    
 melden - gemeldet

Slide 5 - Slide

Voltooid deelwoorden bij zwakke werkwoorden
Regel 4: hoofdregel: ge + stam + t  

machen - gemacht                           

spielen - gespielt 

Slide 6 - Slide

Voltooid deelwoorden bij sterke werkwoorden
De voltooid deelwoorden bij sterke werkwoorden staan onderaan op je grammatica-kaart.

zwemmen - gezwommen            schwimmen - geschwommen



Slide 7 - Slide

Stappenplan bij vervoegen voltooid deelwoorden

Bepaal wat voor soort werkwoord het is.
sterk w.w.
zwak w.w.
- zie Grammatica-kaart
1. eindigt op -ieren?

stam + t
2. begint met be/ver?
stam + t
3. eindigt stam -d/-t?
ge + stam + et
Als je op 1, 2, 3 geen antwoord 
kan geven, pas je de hoofdregel toe: ge + stam + t

Slide 8 - Slide

Maak het voltooid deelwoord: spielen

Slide 9 - Open question

Maak het voltooid deelwoord: finden

Slide 10 - Open question

Maak het voltooid deelwoord: fotografieren

Slide 11 - Open question

Maak het voltooid deelwoord:
beherrschen

Slide 12 - Open question