Voltooid deelwoord ZWAKKE en sterke WERKWOORDEN

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
1 / 36
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden

Slide 1 - Slide

Wat is eigenlijk een zwak werkwoord?

Slide 2 - Mind map

Basisregel voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
Het voltooid deelwoord wordt gevormd door:
GE + STAM + T en het hulpwerkwoord haben of sein

Bijvoorbeeld:
hören - Wir haben es gestern schon gehört.
spielen - Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt
 

Slide 3 - Slide

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden waarbij de stam op een -t of een -d eindigt, wordt gevormd door:
GE + STAM + ET

Bijvoorbeeld:
arbeiten - Wir haben gestern den gazen Tag gearbeitet.

Slide 4 - Slide

Uitzondering
Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ieren wordt gevormd door:

STAM + T

Bijvoorbeeld:
fotografieren - Was hast du fotografiert?

Slide 5 - Slide

Uitzondering
Het voltooid deelwoord van werkwoorden met be- of ver- wordt gevormd door:

STAM + T
Bijvoorbeeld:
besuchen - Wir haben den Zoo besucht.

Slide 6 - Slide

Uitzondering
Het voltooid deelwoord van w.w. met een voorzetsel of voorvoegsel dat "losgekoppeld" kan worden, wordt gevormd door:
VOORVOEGSEL + GE + STAM  + T
Bijvoorbeeld:
mitmachen - Das Mädchen hat in unserem Team mitgemacht.

Slide 7 - Slide

Wat valt je op aan deze zinnen?
  • Wir haben es gestern schon gehört.
  • Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt.
  • Was hast du fotografiert?
  • Wir haben den Zoo besucht. 

Slide 8 - Slide

Stappenplan
Om welk werkwoord gaat het?
1. Plaats dit werkwoord naar het einde van de zin en maak er als volgt een volt. deelwoord van:
2. Wat is de stam van het werkwoord?
3. Eindigt de stam  van het werkwoord op–IEREN? Zo ja, ga naar stap 4
     Zo nee, regel: GE + STAM + T. Dit is de basisregel bij het zwakke werkwoord. 
4. Eindigt de stam op –IEREN, regel: STAM+T
5. Begint het werkwoord met be- of ver- ? Zo ja, ga naar stap 4
7. Voeg het juiste hulpwerkwoord toe. Haben of sein moet je altijd aanpassen.

Slide 9 - Slide

Stappenplan
Om welk werkwoord gaat het?
1. Plaats dit werkwoord naar het einde van de zin en maak er als volgt een volt. deelwoord van:
2. Wat is de stam van het werkwoord?
3. Eindigt de stam op –T, -D of het werkwoord op–IEREN? Zo ja, ga naar stap 4 of 5.
     Zo nee, regel: GE + STAM + T
4. Eindigt de stam op: -T of –D, regel: GE + STAM + ET. 
5. Eindigt de stam op –IEREN, regel: STAM+T
6. Heeft het werkwoord een voorzetsel of voorvoegsel dat "losgekoppeld" kan worden? 
VOORVOEGSEL + GE + STAM + T
7. Heeft het werkwoord een voorvoegsel, regel: STAM + (E)T

7. Voeg het juiste hulpwerkwoord toe.

Slide 10 - Slide

We gaan oefenen!
Vul het juiste voltooid deelwoord in. 

Slide 11 - Slide

Voltooid deelwoord?
Wo habt ihr letztes Jahr____(wohnen)

Slide 12 - Open question

Voltooid deelwoord?
Früher habe ich viel____(tanzen = dansen)

Slide 13 - Open question

Voltooid deelwoord?
Die Mannschaft hat gestern viel______(trainieren)

Slide 14 - Open question

Voltooid deelwoord?
Ihr habt das Nintendo Spiel ______(kaufen).

Slide 15 - Open question

Voltooid deelwoord?
Ich habe ein großes Haus ___________. (mieten)

Slide 16 - Open question

Voltooid deelwoord?
Ich habe nichts davon____(merken)

Slide 17 - Open question

Voltooid deelwoord?
Du hast zwei Jahre Deutsch_____(studieren)?

Slide 18 - Open question

Voltooid deelwoord?
Wer hat das Essen eigentlich_____?(bezahlen)

Slide 19 - Open question

Voltooid deelwoord?
Wie lange hast du ______(warten)?

Slide 20 - Open question

Voltooid deelwoord?
Die Schüler haben bei Albert Heijn zu wenig______(verdienen)

Slide 21 - Open question

Voltooid deelwoord?
Ich habe die Falsche Kleidung______(bestellen)

Slide 22 - Open question

We gaan oefenen!
Maak een voltooide zin.
Bijvoorbeeld: 
Ich wohne in Goes = Ich habe in Goes gewohnt. 

Slide 23 - Slide

Meine Schwester wohnt in Zierikzee.

Slide 24 - Open question

Meine Oma tanzt gerne.

Slide 25 - Open question

Mein Bruder arbeitet als Lehrer.

Slide 26 - Open question

Ich bestelle das Essen.

Slide 27 - Open question

Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden  

Slide 28 - Slide

Voltooide tijd van sterke werkwoorden
Hoe wordt een voltooid deelwoord in het Duits gevormd?


Slide 29 - Slide

Voltooid deelwoord sterke werkwoorden

ge  -  stam  -  en

Meestal is er een klinkerverandering in de stam.

Slide 30 - Slide

Voltooid deelwoord van een sterk werkwoord


ge + ... + en

Zij heeft gelezen. = Sie hat gelesen.

Slide 31 - Slide

Voltooid deelwoord bij sterke werkwoorden eindigt op:
A
-t
B
-et
C
-en

Slide 32 - Quiz

De klinker van sterke werkwoorden in het Duits verandert alleen in de verleden tijd en bij het voltooid deelwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

Wat is hier het juiste voltooid deelwoord van het (sterke) werkwoord 'beschreiben'?
A
beschreibte
B
beschreibt
C
geschreibte
D
beschrieben

Slide 34 - Quiz

Ik kan voltooid deelwoorden maken van sterke werkwoorden
A
Ja
B
Nog niet
C
Nee

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Slide