17 april th1a Formeel/informeel

Wat gaan we doen?
- Het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik
- Opdracht 1 bespreken
- Tekst 1 lezen en opdracht 2 t/m 4 maken
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
- Het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik
- Opdracht 1 bespreken
- Tekst 1 lezen en opdracht 2 t/m 4 maken

Slide 1 - Slide

Het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik


Formeel = zakelijk, netjes
Informeel = niet zakelijk, zoals je praat

Slide 2 - Slide

Hoe herken je een formele en/of informele tekst?

  •  Aanhef (geachte | hoi)
  • Gebruik van u | jij
  • Afsluiten (met vriendelijke groet | groetjes, moi)
  • Formeel = zonder afkortingen (a.u.b.)
  • Informeel = met afkortingen

Slide 3 - Slide

Is een sollicitatiebrief formeel of informeel?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 4 - Quiz

Is de tekst onder een insta post formeel of informeel
A
Informeel
B
Formeel

Slide 5 - Quiz

Is een snap sturen naar iemand formeel of informeel?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 6 - Quiz

Is een klachtenbrief formeel of informeel?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 7 - Quiz

Opdracht 1 
Wat hebben jullie opgeschreven?
Wat is het verschil tussen de twee teksten?

Slide 8 - Slide

Tekst 1

Slide 9 - Slide

Opdracht 2
3 overslaan
timer
8:00

Slide 10 - Slide

Opdracht 3
Zou je een formele of informele tekst schrijven?
Waarom? Welke woorden zou je gebruiken? 

Slide 11 - Slide

Opdracht 4
Heb je een formele of informele reactie geschreven?
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Wat is het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik?

Slide 13 - Slide