This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Hoe noemen we de A, T, C en G ook wel?
Slide 1 - Open question
Thema DNA
-> de bouw van DNA
-> basenparing
Slide 2 - Slide
Vrouwen hebben 23 homologe chromosomen en mannen 22
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quiz
Genen op de chromosomen
homoloog = zelfde type chromosoom
-> op elk chromosoom ligt op ± zelfde
locatie het zelfde gen
-> deze variant kan hetzelfde of anders
zijn
-> variant noemen we een allel
(let op zonder genoommutaties)
Slide 4 - Slide
chromosomentypes
autosomale chromosomen
de verschillende chromosomen
mens 22 verschillende paren
homologe chromsomen
zelfde type chromosoom
1 van vader + 1 van moeder
geslachtschromosomen
Slide 5 - Slide
Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
chromosoom
gen
allel
draad van DNA met erfelijke informatie
deel van een chromosoom met erfelijke info over 1 eigenschap
uitvoering (verschijningsvorm) van een gen
Slide 6 - Drag question
Je fenotype wordt grotendeels bepaald door je genotype. Wat heeft echter ook invloed op je fenotype
A
Het DNA van je ouders
B
De
geslachtschromosomen
C
Je omgeving
D
Je eigen keuzes
Slide 7 - Quiz
Fenotype
Alle waarneembare kenmerken bij een individu.
komt tot stand door genotype en milieu
Genotype
De informatie voor erfelijke eigenschappen.
Komt tot stand tijdens de bevruchting.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Dit hiernaast is een karyogram van een....
A
zaadcel
B
eicel
C
lichaamscel
D
is niet te zeggen
Slide 10 - Quiz
Met welke term wordt de afwijkende eigenschap van deze persoon aangeduid?
A
Kanker
B
Trisomie
C
Syndroom van down
D
Syndroom van klinefelter
Slide 11 - Quiz
karyogram
cellen uit de mitose M-fase
(want alleen dan als spiraal)
-> chromosomen worden
gesorteerd van klein naar
groot
Slide 12 - Slide
Tweelingen
Eeneiige tweeling: tweeling die uit 1 bevruchtig is ontstaan. Hebben dus precies hetzelfde genotype.
Twee-eiige tweeling: onstaan uit 2 bevruchtingen dus niet hetzelfde genotype.
Slide 13 - Slide
Wat is het verschil tussen een FENOTYPE en een GENOTYPE?
A
Het fenotype is het totale DNA in je cellen en het genotype zijn de zichtbare uiterlijke kenmerken.
B
Het genotype zijn alle verschillende cellen en het fenotype zijn alle verschillende genen.
C
Het fenotype zijn alle verschillende cellen en het genotype zijn alle verschillende genen.
D
Het genotype is het totale DNA in je cellen en het fenotype zijn de zichtbare uiterlijke kenmerken.
Slide 14 - Quiz
Wat is een gen?
A
een basenpaar
B
een spiraal gevormde structuur
C
al het DNA bij elkaar
D
een deel van een DNA-molecuul dat een code voor een eiwit bevat
Slide 15 - Quiz
Mensen met het syndroom van Down hebben een extra chromosoom. Hoeveel chromosomen hebben zij?
A
23
B
24
C
46
D
47
Slide 16 - Quiz
Een allel is een...
A
Eigenschap
B
Onderdeel van een gen
C
Homozygoot
D
Variant van een gen
Slide 17 - Quiz
Wat is het fenotype?
A
de zichtbare uitdrukking van de erfelijke informatie van organismen
B
de zichtbare uitdrukking van alle informatie van de genen
C
de zichtbare uitdrukking van de dominante erfelijke informatie van organismen
D
de zichtbare combinatie van erfelijke informatie en omgevingsfactoren
Slide 18 - Quiz
Terugblik
Een man heeft bruin haar en een vrouw blond haar. De man is ....................... wat betekent dat hij twee verschillende ....................... voor het gen voor haarkleur heeft. Hieruit kan je afleiden dat bruin haar ....................... is. De vrouw moet dan wel ....................... zijn. Het gen voor blond haar is dan ....................... De vrouw besluit haar haar rood te verven. Hiermee verandert ze wel haar ......................... maar niet haar .......................
allelen
dominant
fenotype
genotype
heterozygoot
homozygoot
recessief
Slide 19 - Drag question
Sleep onderstaande begrippen...
...naar de bijbehorende uitleg
Verschillende vormen van een gen voor een bepaalde eigenschap
Alle waarneembare eigenschappen van een individu
Een deel van een chromosoom dat de info bevat van erfelijke eigenschappen
Gelijk in lengte en vorm
Het 23ste chromosoompaar
Bij de mens de eerste 22 paar chromosomen
Alle erfelijke eigenschappen van een individu
Fenotype
autosomen
Genotype
Allelen
homologe chromosomen
geslachtschromosomen
Gen
Slide 20 - Drag question
Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
chromosoom
gen
allel
draad van DNA met erfelijke informatie
deel van een chromosoom met erfelijke info over 1 eigenschap
uitvoering (verschijningsvorm) van een gen
Slide 21 - Drag question
Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
46
23
2
Zoveel exemplaren heb je van ieder gen in een lichaamscel
Zoveel chromosomen zitten in iedere lichaamscel (=autosomaal)