betoog

Betoog
- standpunt

- argument

- tegenargument + weerlegging


1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Betoog
- standpunt

- argument

- tegenargument + weerlegging


Slide 1 - Slide

Argumenten: AUB
Ik vind dat ik een nieuwe IPhone nodig heb (standpunt, mening).

Argumenten?

Uitleg? (Bij)voorbeeld?

Slide 2 - Slide

Argumenteren
Je hebt argumenten nodig om je standpunt te onderbouwen.
Je argumenten leg je uit aan de hand van feiten en voorbeelden.
'Ik vind dat.......' is een mening. Je mening onderbouw je aan de hand van feiten, bijvoorbeeld onderzoek of ervaring.

AUB: Argument, Uitleg, Bijvoorbeeld

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat is een betoog?

Slide 7 - Open question

Welke elementen zitten er in een betoog?

Slide 8 - Open question

Formuleren stelling:
1. De stelling is controversieel, dus niet iets wat iedereen toch wel vindt of weet (uitlaatgassen zijn slecht voor het milieu)

2. De stelling is een verandering van de huidige situatie

3. De stelling bevat geen argument, dus niet 'omdat...' of 'want...'

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

3 suggesties inleiding schrijven:
- Benoem een probleem en leg het uit.
- Beschrijf daarna jouw oplossing in de vorm van je stelling.
    of:
- Beschrijf de huidige situatie.
- Vertel daarna hoe het volgens jou anders/beter kan en eindig
   met je stelling.
- Start met een aanleiding, bijv. iets dat veel in het nieuws is.

Slide 13 - Slide

Inleiding voorbeeld
Wat kan anders?

Op de weg gebeuren veel ongelukken. De maximumsnelheid moet verlaagd worden naar 100 km.

Slide 14 - Slide

Inleiding voorbeeld
Wat kan anders?

Ik vind dat het weekend een dag langer zou moeten duren. Nu duurt het maar 2 dagen. Daarom vind ik dat het weekend een dag langer moet duren.

Slide 15 - Slide

Inleiding voorbeeld
Wat kan anders?

Een langer weekend zou voor iedereen veel beter zijn. Je hebt dan meer tijd om leuke dingen te doen. Ook rust je dan veel meer uit. Dus mijn standpunt is: een langer weekend voor iedereen!

Slide 16 - Slide

Inleiding 

- Zorg ervoor dat je niet in je inleiding al argumenten noemt. Dat doe je later pas.

- Gebruik niet het woord 'standpunt' in je betoog. Dus niet: 'mijn standpunt is' ..... maar: 'ik vind dat....'

Slide 17 - Slide

Middenstuk
- Formuleer een concreet argument.
- Benoem je onderzoeksresultaten? Niet als argument gebrui-
  ken maar als toelichting op je argument.
   (Uit onderzoek is namelijk gebleken dat....)
- Formuleer je argumenten niet met 'ik vind' maar met 'het is'.
   Dat is immers veel overtuigender dan wanneer jij iets vindt.
- Vermijd verwijswoorden in je argumenten! ('het', 'ze', 'dat')

Slide 18 - Slide

Tegenargument +weerlegging
LET OP: het tegenargument is nadrukkelijk NIET JOUW ARGUMENT.
Laat dat duidelijk blijken:

'Sommige mensen vinden het echter geen goed idee om........ Zij zijn namelijk van mening dat........................ Daar ben ik het niet mee eens. Dit probleem kun je bijvoorbeeld oplossen door..................'

Tegenargument en weerlegging vormen samen één alinea.

Slide 19 - Slide

Slot
- Herhaal je standpunt, gebruik het signaalwoord voor concluderend verband ('dus')

- Herhaal je twee argumenten

- Eindig met een 'uitsmijter'

Slide 20 - Slide

'Uitsmijter'
1. Maak de cirkel rond
2. Aanbeveling
3. Retorische vraag
4. Sfeertekening
5. Citaat (bijvoorbeeld van een filosoof)
6. Verwijzing naar de toekomst
7. Levensles
8. Vergelijking maken

Slide 21 - Slide