Ik heb een
klein huis met een
kleine tuin. Mijn
kleine auto staat voor de deur. Ik woon ook in een
klein dorp met een leuke
kleine kerk.
In mijn wc zit een klein raam. Mijn kleine kat zit vaak voor het raam van de kamer. Ze kijkt naar de kleine vogel in
de kleine boom in de tuin.
In een kleine kamer van mijn huis staat mijn wasmachine.