Periode 2 - week 49 - H. 5.8 Gedicht

Welkom!

Nederlands
periode 2
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

Nederlands
periode 2

Slide 1 - Slide

Donderdag 18 november

     



  • AGENDA - Huiswerk woensdag 24-11, 5e uur
  --> maken: H. 2.6-Schrijven, blz. 78, schrijftaak
  --> nakijken: opdr. 7, 9, 10, blz. 76


       

- H. 5.8 Gedicht, p. 216: opdr.  1 t/m 3

   -samenvatting theorie Fictie&Gedicht maken                          (morgen oefentoets)                     
SCHRIJF IN JE AGENDA
Huiswerk donderdag

Slide 2 - Slide

Woensdag 6 december


Wat gaan we doen: 

  • H. 5.8 Gedicht - theorie beeldspraak: personificatie
  • Werktijd

Slide 3 - Slide

Donderdag 18 november

     



  • AGENDA - Huiswerk woensdag 24-11, 5e uur
  --> maken: H. 2.6-Schrijven, blz. 78, schrijftaak
  --> nakijken: opdr. 7, 9, 10, blz. 76


       
Vorige keer

Slide 4 - Slide

Beeldspraak 

Beeldspraak is altijd figuurlijk taalgebruik




Vormen van beeldspraak: 

vergelijking 
en metafoor

Slide 5 - Slide

Beeldspraak: vergelijking

Je vergelijkt de werkelijkheid met een beeld.


- Vergelijking met als (zoals, alsof)

- Vergelijking zonder als


Er is een overeenkomst tussen twee zaken.

Lachen als een boer die kiespijn heeft.

Je kamer lijkt wel een zwijnenstal!



Slide 6 - Slide

Beeldspraak: metafoor
Een metafoor lijkt op een vergelijking, alleen wordt hier hetgene waarmee vergeleken wordt, niet genoemd.

Ruim die zwijnenstal nou eens op (bedoeld wordt: je kamer)

Spreekwoorden zijn vaak metaforen (er wordt iets anders gezegd dan bedoeld). 

Slide 7 - Slide

Donderdag 18 november

     



  • AGENDA - Huiswerk woensdag 24-11, 5e uur
  --> maken: H. 2.6-Schrijven, blz. 78, schrijftaak
  --> nakijken: opdr. 7, 9, 10, blz. 76


       
Nieuw
PERSONIFICATIE

Slide 8 - Slide

Wat is hier aan de hand?
 De golven aaien de zwemmers.

 De wind fluistert zacht jouw naam. 

De stoelde omarmde het meisje.

De peer lustte wel een appeltje.

Slide 9 - Slide

personificatie
Voorwerpen en natuurverschijnselen krijgen menselijke eigenschappen.

Bijvoorbeeld:

  • De stoel omarmde het meisje.
  • De golven aaien de zwemmers.

Slide 10 - Slide

Even samenvatten: soorten beeldspraak:
Vergelijking: je vergelijkt een beeld met de werkelijkheid "Je tuin ziet eruit als een wildernis."
Metafoor: je noemt alleen het beeld; de werkelijkheid wordt weggelaten "Wat is dit een wildernis"  (de tuin wordt dus niet meer genoemd!)
Personificatie: levenloos ding (of een dier) wordt als een levend persoon beschouwd, krijgt menselijke eigenschappen.

Slide 11 - Slide

Metaforen en vergelijkingen

Met metaforen en vergelijkingen kun je iets uitleggen wat de ander nog niet kent.

Slide 12 - Slide

Vergelijking
Schrijf een zelf een vergelijk met:
1. een tijger
2. een puppie

Slide 13 - Slide

Metafoor
Gebruik de volgende woorden als metafoor in één zin:
zwijnenstal  (=puinhoop, bende)
reus (= iemand die heel groot is)
kleerkast (= iemand die breed en sterk is)

Slide 14 - Slide

Personificatie
Schrijf een gedichtje van drie regels of meer met daarin de volgende woorden in een personificatie:


ruisen
fluisteren
zingen
timer
3:00

Slide 15 - Slide

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Aan de slag!
H.5.8 Gedicht, p. 216: opdr. 1 t/m 3

 Wat?

Met wie?

Hulp?

Klaar?

Zelfstandig, in stilte
 Steek je vinger op
Maak een samenvatting van alle begrippen van Fictie&Gedicht

Slide 16 - Slide