grammatica

Wat zijn werkwoorden
1 / 22
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and 1 video.

Items in this lesson

Wat zijn werkwoorden

Slide 1 - Mind map

Noteer het werkwoord uit de volgende zin:
Stuur jij meneer Zwart een kaartje?

Slide 2 - Open question

Noteer het werkwoord uit de volgende zin:
Jens zwaaide gisteren naar mij

Slide 3 - Open question

Noteer het werkwoord uit de volgende zin:
De toeschouwers zongen vervelende liedjes.

Slide 4 - Open question

maak een goede zin met het bouwplan:
(wie?) lopen (waar?)

Slide 5 - Open question

maak een goede zin met het bouwplan:
(wie?) controleerde (wanneer?) (wat?)

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Link

Het woord "de" is een
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quiz

Het woord "inbreker" is een
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Quiz

Het woord "pakte" is een
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quiz

Het woord "het" is een
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quiz

Het woord "grote" is een
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Quiz

Het woord "portemonnee" is een
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quiz

Schrijf de zin over. Zet voor elk ZNW een BNW.
De jongens beleven een avontuur.

Slide 14 - Open question

Schrijf de zin over. Zet voor elk ZNW een BNW.
De stuntman springt over de auto's.

Slide 15 - Open question

Schrijf de zin over en vul een passend woord in.
... Artis verhuizen de giraffen ... een groter leefgebied.

Slide 16 - Open question

voorzetsels

Slide 17 - Mind map

schrijf de zin over en vul een passend woord in op de stippellijntjes.
De kattenbakkorrels zijn ... de kattenbak gevallen.

Slide 18 - Open question

schrijf de zin over en vul een passend woord in op de stippellijntjes.
... de verhuisdoos ligt de knuffel van Marieke.

Slide 19 - Open question

schrijf de zin over en vul een passend woord in.
Alle vuilniszakken heb ik ... de stoep ... het huis gezet.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Video

Slide 22 - Link