Taalverzorging:samengestelde zinnen, pv in samengestelde zin, woordsoorten, vd als bn.
Slide 3 - Slide
De man nam de benen.
A
De man lichtte de boel op.
B
De man ging er snel vandoor.
C
De man struikelde.
D
De man haakte iemand pootje.
Slide 4 - Quiz
Als je dat doet, kun je het wel schudden.
A
Dat is het er klaar voor.
B
Dan heb je het goed gedaan.
C
Dan heb je het gemaakt.
D
Dan heb je een probleem.
Slide 5 - Quiz
Dat is het hele eieren eten.
A
Zo moeilijk is het.
B
Zo makkelijk is het.
C
Zo belangrijk is het.
D
Zo slim is het.
Slide 6 - Quiz
De klant was er als de kippen bij.
A
De klant werd betrapt.
B
De klant werd gearresteerd.
C
De klant werd bedonderd.
D
De klant was er snel bij.
Slide 7 - Quiz
Uiteindelijk deed het bedrijf water bij de wijn.
A
Het bedrijf sloot een compromis.
B
Het bedrijf bedroog de boel.
C
Het bedrijf verkocht slechte wijn.
D
Het bedrijf verdiende geld als water.
Slide 8 - Quiz
Jan zei: 'Vele wegen leiden naar Rome.'
A
Jan bedoelde dat hij op verschillende manieren naar Rome kon reizen.
B
Jan bedoelde dat hij graag weer eens naar Rome op vakantie zou gaan.
C
Jan bedoelde dat er verschillende oplossingen mogelijk zijn.
D
Jan bedoelde dat Rome de belangrijkste stad van de wereld is.
Slide 9 - Quiz
Herkomst betekent...
A
...waar iets vandaan komt.
B
...waar iets naartoe gaat.
C
...waar iets gemaakt is.
D
...waar iets hersteld wordt.
Slide 10 - Quiz
De winkelier heeft het schilderij op waarde geschat. Welk woord hoort hierbij?
A
bekeken
B
beoordeeld
C
getaxeerd
D
verkocht
Slide 11 - Quiz
Te kust en te ...
A
keuze
B
keur
C
keurig
D
kut
Slide 12 - Quiz
Taalvaardigheid H3.1: woordsoorten
Leerdoel
Je kunt de werkwoorden, zelfstandige naamwoorden en (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden benoemen.
Je kunt de lidwoorden, voorzetsels en voegwoorden benoemen.
Opdracht
Opdracht 1-6 (blz 82-83) bespreken.
Slide 13 - Slide
Taalvaardigheid H3.2: vd als bn
Leerdoel
Je weet wat voltooide en onvoltooide deelwoorden zijn.
Je kunt voltooide en onvoltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord spellen.
Uitleg
Ik heb mijn kamer opgeruimd.
heb opgeruimd = gezegde
De opgeruimde kamer ruikt lekker.
ruikt = gezegde
opgeruimde = voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord (bij kamer)
Slide 14 - Slide
Taalvaardigheid H3.2: vd als bn
Leerdoel
Je weet wat voltooide en onvoltooide deelwoorden zijn.
Je kunt voltooide en onvoltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord spellen.
Uitleg: Hoe schrijf je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord?
Gebruik de verlengproef (wat hoor je?): opgeruimde, gepoetste.
Gebruik eventueel de regel van 't sexy fokschaap: opgeruim-de, gepoets-te.
Schrijf de vorm zo kort mogelijk: vergroot > vergrote (dus niet *vergrootte), maar: gered > geredde (dus niet *gerede) en ook gebroken (en niet *gebroke).
Slide 15 - Slide
Taalvaardigheid H3.2: vd als bn
Leerdoel
Je weet wat voltooide en onvoltooide deelwoorden zijn.
Je kunt voltooide en onvoltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord spellen.
Opdracht
Maak opdracht 1-2 (blz 84-85).
Lees de uitleg bij opdracht 3*over het onvoltooid deelwoord en maak de opdracht.
Maak opdracht 4.
Slide 16 - Slide
Programma
Controle lesdoelen
Welke aanwijzingen in de tekst helpen jou om de tekst beter te begrijpen en te onthouden?
Wat betekent 'de kogel is door de kerk'?
Vul de juiste in: De (ijzer) stellingkast is omgevallen.
Geef voorbeelden van de zes woordsoorten die je kent.
Huiswerk
Stel een plan op om stof van hst 2 én 3 te herhalen, te oefenen en te beheersen.
Toets hst 2 en 3
Leer de woorden uit woordenschat hst 2 én 3.
Beheers de theorie en vaardigheden van lezen hst 2 én 3.
Beheers de theorie vaardigheden van taalverzorging hst 2 én 3.