Argumenteren Antwoorden Opdracht 19

ARGUMENTEREN
OPDRACHT 19
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

ARGUMENTEREN
OPDRACHT 19

Slide 1 - Slide

Opdracht 19.1 (blz. 22)
a Dat het verbieden van mobieltjes daar gelukt is, kan ik nauwelijks geloven. 
b Het mobieltje betekent voor veel tieners (en trouwens ook voor het merendeel van de volwassenen) zoveel meer dan alleen een communicatiemiddel met de buitenwereld. 
c Het is namelijk een verlengstuk van het lichaam geworden, iets waarmee de eigenaar zich zo sterk identificeert dat hij er bijna mee samenvalt. 

Slide 2 - Slide

Opdracht 19.2 en 19.3
2. C onderschikkende argumentatie

3. b Het mobieltje betekent voor veel tieners (en trouwens ook voor het merendeel van de volwassenen) zoveel meer dan alleen een communicatiemiddel met de buitenwereld. = waarderende uitspraak 
c Het is namelijk een verlengstuk van het lichaam geworden, iets waarmee de eigenaar zich zo sterk identificeert dat hij er bijna mee samenvalt. = waarderende uitspraak 

Slide 3 - Slide

Opdracht 19.4
a De argumenten (b en c) zijn aanvaardbaar. = waar 
b De argumenten (b en c) zijn relevant. = waar 
c De argumenten (b en c) zijn consistent. = waar 
d De argumenten (b en c) zijn samen voldoende voor het standpunt (a). = waar 

Slide 4 - Slide

Opdracht 19.5
a Het is ook niet goed voorstelbaar dat ouders zouden instemmen met een schoolverbod op de aanwezigheid van mobieltjes. 

Uit oogpunt van bereikbaarheid en veiligheid hechten ouders eraan dat kinderen hun mobieltje bij zich hebben. 
b Kinderen gebruiken het ding immers ook op weg van school naar huis. 
c Bovendien moeten kinderen na school vaak eerst ergens anders heen voor ze terugkeren naar huis.

Slide 5 - Slide

Opdracht 19.6 en 19.7
6 D onder- en nevenschikkende argumentatie

7 b Kinderen gebruiken het ding immers ook op weg van school naar huis. = feitelijke uitspraak 
c Bovendien moeten kinderen na school vaak eerst ergens anders heen voor ze terugkeren naar huis. = feitelijke uitspraak
 

Slide 6 - Slide

Opdracht 19.8
a De argumenten (b en c) zijn aanvaardbaar. = waar 
b De argumenten (b en c) zijn relevant. = waar 
c De argumenten (b en c) zijn consistent. = waar 
d De argumenten (b en c) zijn samen voldoende voor het standpunt (a). = waar 

Slide 7 - Slide

Opdracht 19.9 
Mobieltjes in de klas veroorzaken een hoop ellende. 
De concentratie van leerlingen wordt verstoord.
De kwaliteit van het onderwijs lijdt eronder.
De veiligheid van de schoolpopulatie lijdt eronder.
Zowel leerlingen als leraren staan bloot aan anonieme digitale pesterijen.

Slide 8 - Slide

Opdracht 19.10 t/m 19.13
10. D onder- en nevenschikkende argumentatie
11. - Dan zou het afgelopen zijn met het gedonder - en kan de corebusiness van onderwijs geven en krijgen worden hervat.
12. B argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
13. ‘Mensen die voor een verbod zijn, missen de essentie van de zaak.’ 


Slide 9 - Slide

Opdracht 19.14
Mensen die voor een verbod zijn, missen de essentie van de zaak. 
a Het punt van zorg betreft namelijk niet de onontkoombare aanwezigheid van mobieltjes op school. 
b Het punt van zorg betreft het gebruik van mobieltjes op school. 

Slide 10 - Slide

Opdracht 19.15
a Het punt van zorg betreft namelijk niet de onontkoombare aanwezigheid van mobieltjes op school. = waarderende uitspraak 
b Het punt van zorg betreft het gebruik van mobieltjes op school. = waarderende uitspraak
 

Slide 11 - Slide

Opdracht 19.16
a De argumenten (a en b) zijn aanvaardbaar. = niet waar 
b De argumenten (a en b) zijn relevant. = niet waar 
c De argumenten (a en b) zijn consistent. = waar 
d De argumenten (a en b) zijn samen voldoende voor het standpunt. = niet waar. De argumenten moeten ondersteund worden; ze zijn niet zonder meer aanvaardbaar etc. 

Slide 12 - Slide

Opdracht 19.17 t/m 19.20
17. Nee
18. C ontduiken van de bewijslast
19. Het is onfatsoenlijk om je mobieltje in de klas te gebruiken.
20. D verkeerde vergelijking 




Slide 13 - Slide

Opdracht 19.21 (a t/m e)
a Het is niet te geloven dat het verbieden van mobieltjes op school kan lukken. 
b Het is ook niet goed voorstelbaar dat ouders zouden instemmen met een schoolverbod op de aanwezigheid van mobieltjes. 
c Voor en na de les, in de pauze, tijdens de vele tussenuren, onder het zelfstandig werken in de mediatheek, desnoods in de kleedkamer van de gymzaal moet iedereen de vrijheid hebben om naar hartenlust te twitteren en Facebook bij te werken. 
d De eerste twee argumenten (a en b) worden voldoende ondersteund; het derde (c) niet. 
e Ja. 

Slide 14 - Slide

Opdracht 19.21 (f t/m h)
f – Mobieltjes in de klas veroorzaken chaos. (De concentratie van leerlingen wordt verstoord, de kwaliteit van het onderwijs lijdt eronder en de veiligheid van de schoolpopulatie komt onder druk te staan. Zowel leerlingen als leraren staan bloot aan anonieme digitale pesterijen.) - Door een verbod zou het afgelopen zijn met het gedonder en kan de corebusiness van onderwijs geven en krijgen worden hervat. 
g Mensen die voor een verbod zijn, missen de essentie van de zaak.  
h Nee.
 

Slide 15 - Slide

Opdracht 19.22
D Stoorzenders is een redelijk betoog, want de auteur gebruikt goede argumenten, maar weerlegt de tegenargumenten niet afdoende.
 

Slide 16 - Slide