1. Het lw heeft een meervoud op -en én -s:hoogtes en hoogten, dus: hoogtepunt
2. Het lw heeft geen meervoud: tarwebloem
3. Van het lw is er maar één: maneschijn
4. Het lw is een bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord:
rodekool, verrekijker
5. Het lw versterkt het rechterwoord: beresterk
6. Ouderwetse samenstellingen: bakkebaard