ARGO tekst 23 en erga 21/22/24/25

Tekst 23
Dan nu een paar vragen over Tekst 23, die je al hebt vertaald. 
Dit om te checken of je de tekst begrepen hebt. 
Pak de Griekse tekst en je vertaling erbij!
1 / 55
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Tekst 23
Dan nu een paar vragen over Tekst 23, die je al hebt vertaald. 
Dit om te checken of je de tekst begrepen hebt. 
Pak de Griekse tekst en je vertaling erbij!

Slide 1 - Slide

Welke geografische naam komt wel voor in de tekst, maar speelt verder geen rol in het verhaal?
A
Korinthe/Korinthiërs
B
(inwoners van) Lesbos
C
Italia
D
Hellas/Griekenland

Slide 2 - Quiz

Waarom was Arion naar Italia gegaan?
A
om familie te bezoeken
B
om een opleiding te volgen
C
om geld te verdienen
D
om bezienswaardig-heden te bezoeken

Slide 3 - Quiz

Welke god helpt Arion?

Slide 4 - Open question

Welk type bron wordt aan het begin van de tekst genoemd?
A
ἀκοη
B
ὄψις
C
λεγομενα
D
γνωμη

Slide 5 - Quiz

Welk type bron wordt aan het einde van de tekst genoemd?
A
ἀκοη
B
ὄψις
C
λεγομενα
D
γνωμη

Slide 6 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord in de tekst is zelfstandig gebruikt?
A
τουτου (regel 3)
B
Οὑτος (regel 5)
C
οὑτοι (regel 10)
D
τοῦτον (regel 22)

Slide 7 - Quiz


Waarom is bij ἐπιστευεν (regel 9) 
het imperfectum gebruikt? 
Kies het beste antwoord.
A
het is een actiemoment
B
het is achtergrondinfo
C
het duurde nogal lang
D
het was een gewoonte

Slide 8 - Quiz


Hoe moet αὐτον in regel 12 
worden vertaald?
A
hem
B
zelf
C
zichzelf
D
dezelfde

Slide 9 - Quiz


Waarom is bij ἀπεπλεον (regel 21) 
het imperfectum gebruikt? 
Kies het beste antwoord.
A
het is een actiemoment
B
het is achtergrondinfo
C
het duurde nogal lang
D
het was een gewoonte

Slide 10 - Quiz


Hoe moet αὐτος in regel 23 
worden vertaald?
A
hem
B
zelf
C
zichzelf
D
dezelfde

Slide 11 - Quiz


Waarom staat τοις Κορινθιοις πασιν (regel 9) in de dativus?
A
meewerkend voorwerp
B
bij een voorzetsel
C
bij een werkwoord
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 12 - Quiz


Waarom staat πασῃ τῃ σκευῃ (regel 18) in de dativus?
A
meewerkend voorwerp
B
bij een voorzetsel
C
bij een werkwoord
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Quiz


Waarom staat τῳ Ἀπολλωνι (regel 19) in de dativus?
A
meewerkend voorwerp
B
bij een voorzetsel
C
bij een werkwoord
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 14 - Quiz


Waarom staat τῳ ἡδει ὑμνῳ (regel 23) in de dativus?
A
meewerkend voorwerp
B
bij een voorzetsel
C
bij een werkwoord
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Quiz

ERGA LES 23
Je gaat nu een aantal opdrachten maken over de grammatica van hoofdstuk 23 van Argo. Wil je meekijken op papier, ga dan naar blz. 106 t/m 109 van je hulpboek. Je kunt natuurlijk ook eerst proberen om de oefeningen uit je hoofd te doen!

Slide 16 - Slide


παντα τον στολον
Wat is de naamval, getal en geslacht?
A
nom/acc mv onz
B
acc ev mnl
C
acc ev vrl
D
nom/acc ev onz

Slide 17 - Quiz


παντα τον στολον
Wat is de vertaling?
A
elke reis
B
de hele reis
C
alle reizen

Slide 18 - Quiz


πασῃ τῃ κεφαλῃ
Wat is de naamval, getal en geslacht?
A
dat ev vrl
B
gen ev vrl
C
dat mv vrl
D
nom ev vrl

Slide 19 - Quiz


πασῃ τῃ κεφαλῃ
Wat is de vertaling?
A
elk hoofd
B
het hele hoofd
C
alle hoofden

Slide 20 - Quiz


παντος χρηματος
Wat is de naamval, getal en geslacht?
A
nom ev mnl
B
gen mv onz
C
gen ev onz
D
gen ev mnl

Slide 21 - Quiz


παντος χρηματος
Wat is de vertaling?
A
elke zaak
B
de hele zaak
C
alle zaken

Slide 22 - Quiz


παντι δουλῳ
Wat is de naamval, getal en geslacht?
A
gen ev mnl
B
dat ev mnl
C
gen ev onz
D
dat ev onz

Slide 23 - Quiz


παντι δουλῳ
Wat is de vertaling?
A
elke slaaf
B
de hele slaaf
C
alle slaven

Slide 24 - Quiz


πασας τεχνας
Wat is de naamval, getal en geslacht?
A
gen ev vrl
B
acc mv vrl
C
acc mv mnl
D
acc ev vrl

Slide 25 - Quiz


πασας τεχνας
Wat is de vertaling?
A
elke kunst
B
de hele kunst
C
alle kunsten

Slide 26 - Quiz


παν το ὀνομα
Wat is de naamval, getal en geslacht?
A
nom ev mnl
B
nom ev onz
C
nom mv onz
D
acc ev onz

Slide 27 - Quiz


παν το ὀνομα
Wat is de vertaling?
A
elke naam
B
de hele naam
C
alle namen

Slide 28 - Quiz


πας κινδυνος
Wat is de naamval, getal en geslacht?
A
nom ev mnl
B
gen ev mnl
C
nom ev onz
D
gen ev onz

Slide 29 - Quiz


πας κινδυνος
Wat is de vertaling?
A
elk gevaar
B
het hele gevaar
C
alle gevaren

Slide 30 - Quiz


παντα δωρα
Wat is de naamval, getal en geslacht?
A
acc ev mnl
B
nom ev vrl
C
nom mv onz
D
acc mv onz

Slide 31 - Quiz


παντα δωρα
Wat is de vertaling?
A
elk geschenk
B
het hele geschenk
C
alle geschenken

Slide 32 - Quiz


Kies de juiste vorm voor op de stippellijn.
... ὁ δουλος τοις παισι βοηθει ἐπι τῳ χαλεπῳ ἔργῳ.
A
ἑκων
B
ἑκοντες

Slide 33 - Quiz


Vertaal de zin:
ἑκων ὁ δουλος τοις παισι βοηθει ἐπι τῳ χαλεπῳ ἔργῳ.

Slide 34 - Open question


Kies de juiste vorm voor op de stippellijn.
Ὁ ἡγεμων τους ἀνδρας ... εἰς την μαχην ἠγαγεν.
A
ἑκοντας
B
ἑκουσας

Slide 35 - Quiz


Vertaal de zin:
Ὁ ἡγεμων τους ἀνδρας ἑκοντας εἰς την μαχην ἠγαγεν.

Slide 36 - Open question


Kies de juiste vorm voor op de stippellijn.
... ἡ κορη οὐποτε στολον μακρον ποιεῖ.
A
ἐκων
B
ἑκουσα

Slide 37 - Quiz


Vertaal de zin:
Ἑκουσα ἡ κορη οὐποτε στολον μακρον ποιεῖ.

Slide 38 - Open question


Kies de juiste vorm voor op de stippellijn.
... γυνη οὐδεν συμβουλευει, εἰ τα πραγματα ἀγνοει.
A
σωφρων
B
σωφρονα

Slide 39 - Quiz


Vertaal de zin:
Σωφρων γυνη οὐδεν συμβουλευει, εἰ τα πραγματα ἀγνοει.

Slide 40 - Open question


Kies de juiste vorm voor op de stippellijn.
... λογοις οἱ γεροντες ταχα τον δημον ἐπεισαν.
A
σωφρονι
B
σωφροσι

Slide 41 - Quiz


Vertaal de zin:
Σωφροσι λογοις οἱ γεροντες ταχα τον δημον ἐπεισαν.

Slide 42 - Open question


Kies de congruerende vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
οἰνον (zoete wijn)
A
γλυκειαν
B
γλυκυ
C
γλυκυν

Slide 43 - Quiz


Kies de congruerende vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
ὁπλα (zware wapens)
A
βαρεα
B
βαρεια
C
βαρυ

Slide 44 - Quiz


Kies de congruerende vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
θαλαττης (diepe zee)
A
βαθεις
B
βαθειας
C
βαθυς

Slide 45 - Quiz


Kies de congruerende vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
ποδα (korte poot)
A
βραχεις
B
βραχυν
C
βραχεα

Slide 46 - Quiz


Kies de congruerende vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
δορατων (scherpe lansen)
A
ὀξεων
B
ὀξειων
C
ὀξεος

Slide 47 - Quiz


Kies de congruerende vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
ἀσπιδα (breed schild)
A
εὐρεα
B
εὐρεια
C
εὐρειαν

Slide 48 - Quiz

Laatste oefening
Deze opdracht gaat over alle bijvoeglijke naamwoorden die je hebt geleerd. Kies steeds het bijvoeglijk naamwoord dat congrueert met het zelfstandig naamwoord.  Zoek eventueel het geslacht van het zelfstandig naamwoord op in de alfabetische lijst achterin je hulpboek!
Let op! Er zijn meerdere mogelijkheden.

Slide 49 - Slide


Kies de congruerende vormen van het bijvoeglijk naamwoord:
ποδες
A
καθαροι
B
σους
C
εὐρεις
D
ταχει

Slide 50 - Quiz


Kies de congruerende vormen van het bijvoeglijk naamwoord:
εἰκονα
A
μεγαν
B
ἀθλιαν
C
σοφα
D
πασαν

Slide 51 - Quiz


Kies de congruerende vormen van het bijvoeglijk naamwoord:
ὀνομασι
A
βραχεσιν
B
ἡμετερῳ
C
καλαις
D
φιλοις

Slide 52 - Quiz


Kies de congruerende vormen van het bijvoeglijk naamwoord:
νομου
A
ἀγαθου
B
σωφρονος
C
ἡδει
D
ἰσχυρος

Slide 53 - Quiz


Kies de congruerende vormen van het bijvoeglijk naamwoord:
τυχη
A
κακη
B
θαυμαστα
C
αἰσχρα
D
ἑκαστη

Slide 54 - Quiz


Kies de congruerende vormen van het bijvoeglijk naamwoord:
φως
A
ὀξεος
B
πολυ
C
θαυμαστον
D
χαλεπων

Slide 55 - Quiz