Taal h1

Over taal H1
Op je tafel:
boek 
schriften
etui
laptop

Denk aan de 3 minuten regel
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1,2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Over taal H1
Op je tafel:
boek 
schriften
etui
laptop

Denk aan de 3 minuten regel

Slide 1 - Slide

Pak je planagenda
Huiswerk:
BBL: opdracht: 29 t/m 31, 34 t/m 36
LET OP: opdracht 30 zijn schooltaalwoorden die je moet leren/kennen/weten
KBL: opdracht: 33 t/m 36 en 38 t/m 40 (tekeningen vraag 2 opdr 36 hoeven niet)
SO opgeven Grammatica Blok 1

Slide 2 - Slide

Doelen BBL
Ik begrijp de betekenis van:
  • verschillende schooltaalwoorden
  • verschillende woorden uit teksten
  • verschillende woorden die met school te maken hebben
  • Ik kan de betekenis van moeilijke woorden vinden door terug of verder te lezen.
  • Ik kan woorden in alfabetische volgorde zetten



Slide 3 - Slide

Doelen KBL
Ik begrijp de betekenis van:
  • verschillende schooltaalwoorden
  • verschillende woorden uit teksten
  • verschillende woorden die met school te maken hebben
  • Ik kan de betekenis van moeilijke woorden vinden door terug of verder te lezen.
  • Ik kan woorden in alfabetische volgorde zetten
  • Ik kan herkennen wat een omschrijving, synomiem en tegenstelling is.

Slide 4 - Slide

Schooltaalwoorden
  • Woorden die je op school gebruikt noem je schooltaalwoorden.
  • Schooltaalwoorden kom je bij alle vakken tegen
  • Voorbeelden van schooltaalwoorden zijn: mentor, tussenuur, mentorles

Slide 5 - Slide

Woorden uit teksten
  • In teksten kunnen woorden staan die je niet kent.
  • Lees een stukje verder of terug in de tekst om achter de betekenis te komen 

Slide 6 - Slide

Noem een schooltaalwoord.

Slide 7 - Open question

Stappenplan moeilijke woorden
  1. Lees een stukje terug of verder en kijk of het woord wordt uitgelegd.
  2. Kijk naar bekende stukjes in het woord.
  3. Kijk naar de plaatjes bij de tekst.
  4. Vraag de betekenis of zoek de betekenis op in het woordenboek.

Slide 8 - Slide

Woordenboek: zoekwoorden
- Boven aan de bladzijde van een woordenboek staan twee of vier opvallende woorden.
- Het eerste zoekwoord is het eerste woord dat op die bladzijde staat
_ het tweede zoekwoord is het laatste woord op die bladzijde staat


Slide 9 - Slide

Waar staan de zoekwoorden in een woordenboek?

Slide 10 - Open question

Aan de slag blok 1 taal

BBL: opdracht: 28 t/m 31
KBL: instructie
TL: Instructie

Slide 11 - Slide

Voorvoegsels
Voorvoegsels:
on- =niet
wan- =slecht(e)
her- =opnieuw
neo- = nieuw
mono-= alleen/een
anti-= tegen

Slide 12 - Slide

Achtervoegsels
-achtige = een beetjes als
- baar= je kunt het
- loos= zonder
- rijk= met veel

Slide 13 - Slide

Een voorbeeld van achtervoegsels zijn:
A
ongevaarlijk
B
monoloog
C
wantrouwen
D
vindingrijk

Slide 14 - Quiz

Een voorbeeld van een voorvoegsel is:
A
baarmoeder
B
rijkdom
C
ongevaarlijk
D
spier

Slide 15 - Quiz

Aan de slag blok 1 spelling

BBL: opdracht: 28 t/m 31
KBL: opdracht:  33 t/m 39 en 42
TL: Instructie

Slide 16 - Slide

Synoniem
- Woordraadstrategie= zoek naar een synoniem
- De tekst rondom een moeilijk woord kan je helpen om de betekenis te raden.
- Dat is een ander woord met dezelfde betekenis
- Voorbeelden van synoniemen zijn: agent- ploitieman
godsdienst-religie, stoep- voetpad-trottoir

Slide 17 - Slide

Noem een voorbeeld van een synoniem?

Slide 18 - Open question

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
- In spreekwoorden en uitdrukking wordt taal figuurlijk gebruikt.
- Als je niet weet wat een spreekwoord of uitdrukking betekent, gebruik dan een woordenboek.
- Kies dan het belangrijkste terfwoord in de zin en zoek die op.
Figuurllikk taalgebruik noemen ze ook wel beeldspraak.

Slide 19 - Slide

Wat is geen voorbeeld van spreekwoord?
A
Blaffende honden bijten niet.
B
Het hart op de tong hebben.
C
Loeiende koeien geven geen melk.
D
De bloemetjes buiten zetten.

Slide 20 - Quiz

Aan de slag blok 1 taal

BBL: opdracht: 21 t/m 27
KBL:  opdracht: 23 t/m 26 en 29 t/m 32
TL: opdracht: 27 t/m 32 en 34 t/m 36

Slide 21 - Slide

Wat heb ik vandaag geleerd?
- Ik weet wat korte en lange klanken zijn
- Ik weet hoe je woorden met ei/ij en ou/au moet schrijven
- Ik weet wat het verschil is tussen de stam en de ik-vorm 

Slide 22 - Slide