Nederlands blok 2 Over taal vmbo-bk

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Over taal 

Blok 2 

Leerdoelen

• Aan het eind van de les begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden; 
• Aan het eind van de les begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten;
• Aan het eind van de les kun je zoekwoorden in een woordenboek gebruiken;  
• Aan het eind van de les ken je de betekenis van belangrijke voor- en achtervoegsels;
• Aan het eind van de les kun je woorden herkennen die bij elkaar horen.

Stappenplan moeilijke woorden

Je gebruikt het stappenplan als je een onbekend woord tegenkomt. Het scheelt veel tijd als je de betekenis van een woord niet hoeft op te zoeken. 

Wat doe je als eerste als je een woord tegenkomt dat je niet kent?

1. Je pakt een woordenboek
2. je vraagt het aan de docent
3. je leest een stukje terug of vooruit in de tekst
4. je raad de betekenis

Wat is de tweede stap in het stappenplan moeilijke woorden?

1. je leest een stukje vooruit
2. je kijkt naar bekende stukjes in het woord
3. je pakt het woordenboek
4. je vraagt de docent

Wat is de derde stap in het stappenplan moeilijke woorden

1. je raadt het woord
2. je kijkt of er een plaatje bij staat
3. je vraagt het de docent
4. je pakt het woordenboek

Wat is de vierde stap in het stappenplan moeilijke woorden

1. je raadt het woord
2. je kijkt of er een plaatje bij staat
3. je vraagt het de docent
4. je pakt het woordenboek

maatregelen

auteur

motiveren

verwachting

besluit om iets te veranderen

eigenschap waaraan je iets kunt herkennen

toneelspeler

redenen geven, zeggen waarom je iets vindt

wat je denkt dat zal gebeuren

doneren

total loss

verdrag

bekennen

afspraak tussen landen

toegeven

zo erg stuk, dat het geen zin meer heeft om het te laten maken

uitleg

geld geven

JAAR

frame

ventiel

kwartaal

etmaal

maand

kettingkast

pakkendrager 

seizoen

pedaal

zadel

week

Opdrachten

Blok 2 Over taal

Basis: 27, 28 & 29 (blz. 71 t/m 74)

Kader: 34, 35, 36 & 37 (blz. 84 t/m 86)

Wat hebben jullie geleerd? 

• Aan het eind van de les begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden; 
• Aan het eind van de les begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten.
   

Het alfabet

In blok 1 heb je het alfabet geleerd. Blijf dat oefenen!

Even opfrissen: draai het rad en ga verder met het alfabet opzeggen. 

Woordenboek: zoekwoorden 

• Boven aan de bladzijden in een woordenboek staan twee of vier opvallende woorden. Dat zijn zoekwoorden.  
• Het eerste zoekwoord is het eerste woord dat op die bladzijde staat.
• Het tweede woord zoekwoord is het laatste woord op die bladzijde. 
• Zo zie je sneller of je een woord op die bladzijde kunt vinden.

Voor- en achtervoegsels

Sommige moeilijke woorden hebben een voorvoegsel of een achtervoegsel. Dat voor- of achtervoegsel kun je gebruiken om de betekenis te bedenken. 

Voorvoegsels 

On-  = niet;

Wan-  = slecht(e);

Her-  = opnieuw;

Neo-  = nieuw;

Mono-  = alleen/één;

Anti-  = tegen.

Achtervoegsels

-achtig  = een beetje als;

-baar  = je kunt het;

-loos = zonder;

-rijk  = met veel.

ON.... betekent niet
Schrijf zoveel mogelijk woorden op die beginnen met ON

----- ACHTIG betekent: een beetje. Schrijf zoveel mogelijk woorden op die eindigen op …..ACHTIG

Aan de slag

1. We maken groepjes.
2. Je schrijft voor jezelf 5 moeilijke woorden op uit dit blok + de betekenis ervan.
3.  Daarna ga je in je groepje om de beurt de woorden opnoemen. Als je de betekenis van het woord weet druk je op de knop. 
4. Hou de punten bij. Let op: als je onnodig op de knop drukt krijg je minpunten.
5. KLASSENBATTLE!

Opdrachten

Blok 2 Over taal

Basis: 27, 28, 29, 30, & 31 (blz. 71 t/m 75)

Kader: 34, 35, 36, 37, 38, 39, 41 & 42 (blz. 84 t/m 89)

Wat hebben jullie geleerd?

• Aan het eind van de les begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden;
  
• Aan het eind van de les begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten;
  
• Aan het eind van de les kun je zoekwoorden in een woordenboek gebruiken;
  
• Aan het eind van de les ken je de betekenis van belangrijke voor- en achtervoegsels;
  
• Aan het eind van de les kun je woorden herkennen die bij elkaar horen.