#320 Taalverzorging laatste les.

Welkom bij 
Telefoon in de koffer
Jas aan de kapstok

Geen eten of drinken in de klas

timer
5:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij 
Telefoon in de koffer
Jas aan de kapstok

Geen eten of drinken in de klas

timer
5:00

Slide 1 - Slide

Vandaag:
Dit is de laatste les voor jullie PTA Taalverzorging. 
Tijdens deze les maak je alle opdrachten uit je boekje af. 
Zorg er voor dat je alle opdrachten af hebt, voordat je aan het PTA start op donderdag 17 februari. 

Slide 2 - Slide

DOEL
Aan het eind van de les weten jullie hoe je leestekens goed gebruikt, een citaat moet opschrijven. Je kan de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd goed schrijven, de persoonsvorm en onderwerpen in samengestelde zinnen herkennen en goed spellen. Je weet wanneer een onderwerp in enkelvoud of meervoud geschreven moet worden en je kunt het voltooid deelwoord goed spellen. 

Slide 3 - Slide

Wil je graag nog extra uitleg?



Slide 4 - Slide

Leestekens
  • Punt, uitroepteken en vraagteken: aan het einde van een zin
  • Komma's: tussen twee persoonsvormen
                             voor een voegwoord (behalve het woord 'en')
                              tussen delen van een opsomming
- Als ik ga zwemmen, moet ik mijn handdoek meenemen.
- Ik ren met de hond naar buiten, want hij moet nodig plassen
- In mijn tas zit een laptop, een etui en mijn boeken. 

Slide 5 - Slide

Citaat
Letterlijk opschrijven wat iemand zegt. 
Regels Citaat:
- zet voor het citaat een dubbele punt
- begin het citaat met een hoofdletter en eindig met een punt, vraagteken of uitroepteken.
- zet het (hele) citaat altijd tussen aanhalingstekens. (Dus ook de laatste punt of het uitroepteken en vraagteken.)

Slide 6 - Slide

PV in TT en VT
Hoe vind je de persoonsvorm ook alweer?
PV in tt: ik- vorm  ik loop, werk ik
ik-vorm bij je/jij  achter de pv: word je, praat jij
Ik-vorm +t bij de rest:  jij vindt, mevrouw werkt, Jordy wandelt.

Meervoud: het hele werkwoord  wij lopen, zij werken, de leerlingen lachen

Slide 7 - Slide

PV in TT en VT
Verleden tijd:
Bij zwakke werkwoorden enkelvoud:
ik-vorm + de: Jordy jogde, de biefstuk verbrandde
ik-vorm + te: ik bakte, mijn broer sportte
Bij meervoud:
ik-vorm + den: jullie slenterden, alle kinderen raadden
ik-vorm + ten: de jongeren sjokten, wij praatten

Slide 8 - Slide

PV TT en VT
Bij sterke werkwoorden schrijf je het woord zo kort mogelijk. Sterke werkwoorden veranderen van klank: 

Ik kocht, zij vonden, jullie bedachten, Tommie werd.

Slide 9 - Slide

Samengestelde zinnen
Iedere zin heeft een persoonsvorm. Wanneer een zin twee persoonsvormen heeft, is het een samengestelde zin. Twee persoonsvormen betekent automatisch ook twee onderwerpen. Gebruik een voegwoord om van twee zinnen, een zin te maken. -Jelmer fietst naar huis. Robert neemt de bus. 
-Jelmer fietst naar huis, maar Robert neemt de bus. 

Slide 10 - Slide

Samengestelde zinnen
Het kan zijn dat de volgorde van de woorden verandert: 
- Daan koopt een nieuwe telefoon. Zijn oude is kapot. 
- Daan koopt een nieuwe telefoon, omdat zijn oude kapot is.
Bij langere zinnen kunnen er, naast de pv, nog meer werkwoorden staan:
De fietser wil graag doorrijden, maar de weg is geblokkeerd.
                     pv               geen pv                                   pv  geen pv

Slide 11 - Slide

Samengestelde zinnen
Persoonsvorm en onderwerp vinden in samengestelde zinnen.
Zin in een andere tijd zetten: werkwoorden die veranderen, zijn persoonsvormen. 
Stel bij elke pv de vraag: wie/wat +pv?
Let goed op of je de pv in de tegenwoordige of verleden tijd moet zetten. 

Slide 12 - Slide

Enkelvoud of meervoud
Lastig in sommige gevallen:
  • Als het onderwerp veel woorden heeft bijv. "Alle jonge vogels op de waslijn zongen de hele ochtend." 
  • Als het meervoud lijkt, maar enkelvoud is bijv. "De kudde schapen liep op de dijk." 
De brandweer bluste de brand. Iedereen stond te kijken. Veel brandweermannen en iedereen, lijken mv maar zijn ev. 

Slide 13 - Slide

Voltooid deelwoord
Voltooid betekent is al klaar. 
Een voltooid deelwoord is nooit het enige werkwoord in een zin. Een voltooid deelwoord kan nooit de persoonsvorm zijn.
Een voltooid deelwoord begint vaak met ge-, be- of ver-. 
Geschreven, gewaaid, veranderd, verhuisd, geloofd.

Slide 14 - Slide

Voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord schrijf je altijd zo kort mogelijk. Het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord eindigt meestal op -en: gebleven, gesprongen. 
Een voltooid deelwoord van een zwak werkwoord eindigt op -t of -d. Gebruik de verlengproef dan hoor je welke letter het moet zijn. (geschilderd - geschilderde, je hoort een d)

Slide 15 - Slide

Voltooid deelwoord
Er zitten lastige werkwoorden tussen: de werkwoorden die al beginnen met ge-, ver-, be-, ont-, her- of over-. Je zet er bij het voltooid deelwoord dan niet nog eens ge- voor. De pv klinkt dan soms hetzelfde als het voltooid deelwoord, maar je schrijft het anders. 
-Karin verhuist morgen naar Almere
- Karin is naar Almere verhuisd. 

Slide 16 - Slide

Evaluatie
Heb je fijn door kunnen werken vandaag en heb je alles afgekregen?
Weet je welk onderdeel je moeilijk vindt en nog meer voor moet oefenen?

Slide 17 - Slide

Tot volgende week en heel veel succes met voorbereiden voor de toets!

Slide 18 - Slide