This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Een pinksterbloem is paars.
Dat komt door de kroonbladeren van die bloem.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quiz
Bij de vorming van deze paprika is slechts één vruchtbeginsel betrokken geweest.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
Bij de vorming van deze paprika is slechts één stuifmeelkorrel betrokken geweest.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
Uit een vruchtbeginsel kunnen meerdere vruchten ontstaan.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Bij geslachtelijke voortplanting hebben nakomelingen precies dezelfde erfelijke eigenschappen als de ouders.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
In de afbeelding is een bloem van een witte dovenetel getekend.
In deze afbeelding geeft het cijfer 3 een mannelijk voortplantingsorgaan aan.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
In de afbeelding is een bloem van een witte dovenetel getekend.
Op de plaatsen 1 en 2 kunnen zich stuifmeelkorrels bevinden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quiz
In de afbeelding is een bloem van een witte dovenetel getekend.
Op plaats 3 kan bevruchting plaatsvinden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
De chromosomen in een onbevruchte eicel zijn afkomstig van twee organismen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
Bij kikkers vindt er geslachtelijke voortplanting met uitwendige bevruchting plaats.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
In de bloem in de afbeelding wordt nectar gemaakt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
De plant in deze afbeelding heeft insectenbloemen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
Bij mensen vindt uitwendige bevruchting plaats.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
Een bepaalde bloem heeft veel zaadbeginsels. In een van de zaadbeginsels zit een bevruchte eicel.
In deze bloem heeft bestuiving plaatsgevonden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quiz
In een bloem zitten de zaadbeginsels in de helmknoppen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quiz
Uit welk deel van een bloem kan een kiem ontstaan?
A
Uit een eicel.
B
Uit een vruchtbeginsel.
C
Uit een zaadbeginsel.
Slide 17 - Quiz
In welke delen van een bloem kan bevruchting plaatsvinden?
A
In de helmhokjes.
B
In de stempels.
C
In de stuifmeelbuizen.
D
In de zaadbeginsels.
Slide 18 - Quiz
In de afbeelding gaat stuifmeel van de ene bloem naar de andere bloem.
Welke bloem is (of welke bloemen zijn) insectenbloem(en)? Je kunt meerdere antwoorden noteren!
A
Bloem 1.
B
Bloem 2.
C
Bloem 3.
D
Geen van de drie bloemen.
Slide 19 - Quiz
In de afbeelding gaat stuifmeel van de ene bloem naar de andere bloem.
Bij welke pijl(en) is er sprake van bestuiving? Je kunt meerdere antwoorden noteren!
A
Bij pijl 1.
B
Bij pijl 2.
C
Bij pijl 3.
Slide 20 - Quiz
Drie gebeurtenissen in het leven van een bloem kunnen zijn:
1 De kern van een stuifmeelkorrel dringt een eicel binnen. 2 Er vindt bevruchting plaats. 3 Er groeit een stuifmeelbuis uit een stuifmeelkorrel.
Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen?
A
1 – 2 – 3
B
2 – 1 – 3
C
2 – 3 – 1
D
3 – 1 – 2
Slide 21 - Quiz
Wat is de functie van deel P?
A
Het vormen van eicellen.
B
Het vormen van stuifmeelkorrels.
C
Het beschermen van de bloem in de knop.
D
Het aanlokken van insecten.
Slide 22 - Quiz
Welke stelling is juist of welke stellingen zijn juist?
Stelling 1: Deel P in de afbeelding is groen gekleurd. Stelling 2: Deel Q in de afbeelding is groen gekleurd.
A
Stelling 1 is juist.
B
Stelling 2 is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Geen van beide stellingen is juist.
Slide 23 - Quiz
In de afbeelding is een doorsnede van een appel getekend.
Uit welk deel (of uit welke delen) van een bloem is deel Q ontstaan?
A
Uit de bloembodem.
B
Uit de bloemsteel.
C
Uit de kelkbladeren en de meeldraden.
D
Uit een vruchtbeginsel.
Slide 24 - Quiz
Bloemen bevatten helmknoppen en vruchtbeginsels.
In welke van deze delen kunnen stuifmeelkorrels voorkomen?
A
Alleen in de helmknoppen.
B
Alleen in de vruchtbeginsels.
C
In geen van beide.
D
Zowel in de helmknoppen als in de vruchtbeginsels.
Slide 25 - Quiz
Bij welke bloemen zijn de kroonbladeren meestal groen?
A
Alleen bij insectenbloemen.
B
Alleen bij windbloemen.
C
Zowel bij insectenbloemen als windbloemen.
Slide 26 - Quiz
In de afbeelding is een kers getekend.
Bevat deze kers zaden? Zo ja, hoeveel?
A
Deze kers bevat geen zaden.
B
Deze kers bevat één zaad.
C
Deze kers bevat meer dan één zaad.
Slide 27 - Quiz
Hoe planten vissen zich voort?
A
Door geslachtelijke voortplanting met inwendige bevruchting.
B
Door geslachtelijke voortplanting met uitwendige bevruchting.
C
Door ongeslachtelijke voortplanting.
Slide 28 - Quiz
Bijen worden veel gebruikt bij de bloembestuiving. Veel bijen zijn bloemvast, dat wil zeggen dat ze steeds bloemen van een bepaalde soort bezoeken. Om de nectar te vinden gebruiken bijen herkenningstekens die te zien zijn onder een ultravioletlamp.
Leg uit dat het gunstig is voor planten dat bijen bloemvast zijn.
Slide 29 - Open question
Bijen worden veel gebruikt bij de bloembestuiving. Veel bijen zijn bloemvast, dat wil zeggen dat ze steeds bloemen van een bepaalde soort bezoeken. Om de nectar te vinden gebruiken bijen herkenningstekens die te zien zijn onder een ultravioletlamp.
Wat maken de bijen uit nectar?
Slide 30 - Open question
Bijen worden veel gebruikt bij de bloembestuiving. Veel bijen zijn bloemvast, dat wil zeggen dat ze steeds bloemen van een bepaalde soort bezoeken. Om de nectar te vinden gebruiken bijen herkenningstekens die te zien zijn onder een ultravioletlamp.
De nectar zit vaak onder in de bloem. 30 Leg uit dat dit voor de plant nuttig is.
Slide 31 - Open question
Bijen worden veel gebruikt bij de bloembestuiving. Veel bijen zijn bloemvast, dat wil zeggen dat ze steeds bloemen van een bepaalde soort bezoeken. Om de nectar te vinden gebruiken bijen herkenningstekens die te zien zijn onder een ultravioletlamp.
Een klaproos is prachtig rood. Maar de bijen zien dat niet, hun ogen zijn niet gevoelig voor rood licht. Hoe zouden ze de klaproos en haar nectar dan toch vinden?
Slide 32 - Open question
Hoeveel vruchtbeginsels zijn hier getekend?
Slide 33 - Open question
Wat is de functie van deel 3?
Slide 34 - Open question
Iemand onderzoekt een meloen. Hij haalt alle zaden eruit. Dat blijken er 420 te zijn.
Hoeveel zaadbeginsels zaten er minstens in het vruchtbeginsel van deze meloen?
Slide 35 - Open question
In de afbeelding zie je een sleutelbloem. De celkernen van de kroonbladeren bevatten ieder 22 chromosomen.
Hoeveel chromosomen bevat een kern van een stuifmeelkorrel van de sleutelbloem?