Ontwikkelingspsychologie les 1 PM2

De stof van vandaag
Thema 3.1 t/m 3.5
Ontwikkeling van 0 tot 23
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

De stof van vandaag
Thema 3.1 t/m 3.5
Ontwikkeling van 0 tot 23

Slide 1 - Slide

Lesdoel: 
De student kan de belangrijkste ontwikkelingen van een mens van 0 tot 23 beschrijven. 

Slide 2 - Slide

Ontwikkeling baby 0 t/m 18M. 
Ontwikkeling, ook wel rijping genoemd
Grove motoriek: Je hebt de grote spieren nodig voor de grotere bewegingen. 
Fijne motoriek: Armen, handen, vingers, tenen. De fijnere spieren (schrijven, tekenen).


Slide 3 - Slide

Welke vijf reflexen kennen we bij een baby in de eerste paar maanden?

Slide 4 - Open question

Reflexen
1.  Zuigreflex:  Zuigende bewegingen van de mond. 
2. Zoekreflex: Over een wang wrijven, de baby zoekt dan in die richting voedsel.
3. Mororeflex: snelle spreid en sluit beweging wanneer hoofd en romp ineens zakken
4. Loopreflex: Zet je de voetzolen van jonge baby's op de grond, wek je dit op. 
5. Grijpreflex: Het samenknijpen van de hand of de voet.

Slide 5 - Slide

Cognitieve ontwikkeling
Baby's leren door zintuigen te gebruiken. 
Baby's leren door te horen, zien, proeven, voelen, ruiken & aanraken. 
Objectpermanentie: Een kind kan een beeld in het geheugen vasthouden en gaat ernaar zoeken.  

Slide 6 - Slide

sociaal-emotionele ontwikkeling
Ik-besef: Een baby heeft geen ik besef. Een baby heeft niet door dat hij of zij een individu is. 

Slide 7 - Slide

Wat is een voorwaarde voor exploratiedrang van een baby?

Slide 8 - Open question

Zintuigelijke ontwikkeling
Objectificatie: De baby kan zijn ogen richten op een voorwerp of gezicht.  

Oog-hand-coordinatie: Het samenwerken van de ogen en handen tijdens het gericht grijpen.   

Slide 9 - Slide

Ontwikkeling peuter (18m tot 4).
Motorische ontwikkeling
Vuistgreep: het vastpakken van een potlood met de hele hand.
Penseelgreep: Hoe je nu zelf een pen beetpakt. 
Cognitieve ontwikkeling
Animatisch denken: Leven toekennen aan levenloze voorwerpen.
Normbesef: Bewustzijn van geldende normen.  

Slide 10 - Slide

Ontwikkeling peuter
Sociaal-emotioneel: 
Peuterpubertijd: Koppigheidsfase, wil alles zelf doen, ontdekt eigen persoon. 
Seksuele ontwikkeling: 
Fallische fase: Het ontdekken en verkennen van de verschillen tussen jongens en meisjes. 
Creatieve ontwikkeling
Symbolische fase: Betekenis geven aan knutselwerkjes en tekeningen. 

Slide 11 - Slide

Ontwikkeling basisschoolkind 4 tot 12 jaar.
Sociaal-emotionele ontwikkeling:
Identificatiefiguur: Het identificeren met volwassen om het schoolkind heen en het willen imiteren van deze volwassen. 
Seksuele ontwikkeling: 
Latentiefase: Het kind is gericht op kennis (wil weten waar kinderen vandaan komen) 

Slide 12 - Slide

Ontwikkeling puber 12 tot 16 jaar
Motorische ontwikkeling
Groeispurten: De hele snelle groei van het lichaam. 
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Peergroup: Pubers houden de ouders afstand en delen gevoelens en ervaringen met vrienden (peergroup) 
Identificeren: pubers denken veel na overzichzelf en wat anderen vinden en identificeren zich met regelmaat met een idool.
Seksuele ontwikkeling
Genitale fase: de fase waarin geslachtsdrift ontstaat. 

Slide 13 - Slide

Ontwikkeling adolescent 16 tot 21
Cognitieve ontwikkeling
Invoelend denken: Het vermogen om zich te verplaatsen in een ander. 

Slide 14 - Slide

Tot volgende week

Slide 15 - Slide