... je kunt berekeningen maken met enkelvoudige rente
... je kunt rekenen met procenten
... je kunt de mediaan van een reeks getallen bepalen
... je weet wat ruilen over de tijd betekent
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 3 Sparen en lenen
Lesdoelen:
... je weet wat rente is en waarom er rente is
... je weet waarom mensen sparen
... je kunt berekeningen maken met enkelvoudige rente
... je kunt rekenen met procenten
... je kunt de mediaan van een reeks getallen bepalen
... je weet wat ruilen over de tijd betekent
Slide 1 - Slide
Redenen om te sparen:
Je spaart voor een doel
Je spaart uit voorzorg
Je spaart voor de rente
Je spaart voor onverwachte uitgaven
Slide 2 - Slide
Spaar je ook?
Nee, ik geef iedere maand (bijna) alles uit.
Ik spaar een deel, de rest geef ik uit.
Ik spaar bijna alles. Ik koop eigenlijk heel weinig.
Slide 3 - Poll
Slide 4 - Video
3 redenen waarom je rente krijgt (hoort te krijgen)
Vergoeding voor ongemak: je kunt je geld nog niet uitgeven
Vergoeding voor ter beschikking stellen aan derden: de bank leent je spaargeld uit tegen een hogere rente dan jij ontvangt en kan dus dankzij jouw spaargeld winst maken
Compensatie voor inflatie. Inflatie wil zeggen dat de prijzen stijgen. Als de prijzen stijgen kun je met hetzelfde bedrag minder kopen. Met je spaargeld zou je dus zonder rente minder kunnen kopen. Als de rente net zoveel is als de inflatie blijft de koopkracht van je spaargeld gelijk.
Slide 5 - Slide
spaarrente en leenrente
Als je spaart krijg je rente van de bank.
Als je leent betaal je rente aan de bank.
De rente is altijd de rente per jaar, tenzij anders aangegeven.
Hoe maakt de bank winst?
Slide 6 - Slide
Winst voor de bank
De bank geeft een spaarder bijvoorbeeld 1% rente.
De bank krijgt van een lener bijvoorbeeld 4% rente.
Het verschil tussen de leenrente en de spaarrente is de winst voor de bank!
Slide 7 - Slide
Aan de slag
Lees bladzijde 34 --> in stilte
Daarna: maak opgaven 3.1 t/m 3.5
Klaar? Maak een samenvatting over H2
Slide 8 - Slide
Hoofdstuk 3 Sparen en lenen
Lesdoelen:
... je weet wat rente is en waarom er rente is
... je weet waarom mensen sparen
... je kunt berekeningen maken met enkelvoudige rente
... je kunt rekenen met procenten
... je kunt de mediaan van een reeks getallen bepalen
... je weet wat ruilen over de tijd betekent
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Kim heeft een jaar lang € 160 op een spaarrekening staan. Aan het einde van het jaar ontvangt ze € 1,20 rente. Bereken het rentepercentage op de spaarrekening
timer
1:30
Slide 11 - Open question
Deel van het geheel
dus € 1,20 x 100% = 0,75%
het deel x 100 %
geheel
€ 160
Slide 12 - Slide
Thomas heeft een jaar lang hetzelfde bedrag op een spaarrekening staan tegen een rente van 1,8%. Aan het einde van het jaar ontvangt hij € 23,40 rente. Bereken welk bedrag Thomas op zijn rekening had staan.
timer
2:00
Slide 13 - Open question
van deel naar geheel
procenten
1,8
1
100
euro's
€ 23,40
: 1,8
x 100
Slide 14 - Slide
van deel naar geheel
procenten
1,8
1
100
euro's
€ 23,40
€ 13,00
€ 1.300
: 1,8
x 100
of gelijk: € 23,40/1,8 x 100 = 1.300
Slide 15 - Slide
Larissa heeft op 1 januari van het jaar € 287,00 op haar rekening staan. Op 31 december is dit € 236,00. Bereken met hoeveel procent haar saldo is gedaald.
timer
2:00
Slide 16 - Open question
Procentuele veranderingen
nieuw - oud
oud
x 100% dus
€ 236 - € 287
€ 287
x 100% = - 17,8%
nieuw - oud = de verandering
Controleer jezelf: is je antwoord logisch?
Slide 17 - Slide
Ruilen over de tijd: sparen
Geld is een ruilmiddel
Sparen is het niet uitgeven van een deel van je inkomsten. Je stelt je besteding uit
Slide 18 - Slide
Ruilen over de tijd: lenen
Bij lenen kun je nu meer besteden, maar in de toekomst minder
Slide 19 - Slide
Mediaan
Het middelste getal van een reeks getallen die gerangschikt zijn van klein naar groot
Bij een even aantal getallen het gemiddelde van de twee middelste getallen
Waarom?
Een gemiddelde geeft soms een vertekend beeld, wanneer er een uitschieter in de reeks getallen is
Slide 20 - Slide
Cijfers die heel groot of heel klein zijn hebben meer invloed op het gemiddelde dan op de mediaan.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quiz
welke is de mediaan 20,22,6,9,13
A
6
B
13
C
9
D
20
Slide 22 - Quiz
Leerdoelen check
Lesdoelen:
... je weet wat rente is
... je weet waarom mensen sparen
... je kunt berekeningen maken met enkelvoudige rente
... je kunt rekenen met procenten
... je kunt de mediaan van een reeks getallen bepalen
... je weet wat ruilen over de tijd betekent
Slide 23 - Slide
Huiswerk
Maken 3,6 t/m 3.12
Hoe? In stilte
Klaar? Werk door aan de resterende opgaven voor deze week (t/m 3.16)