Lodewijk XIV vond dat hij zijn macht van God (droit devin) had gekregen en streefde naar
absolutisme.
Om dit te bereiken
- beperkte hij de macht van edelen en steden
- bouwde hij een groot leger op
- schafte hij de rechten van hugenoten af
Voortaan moest iedereen doen wat Lodewijk zei. Zijn ministers mochten hem alleen advies geven.
Het streven van vorsten naar absolute macht is een kenmerkend aspect van de tijd van regenten en vorsten.