Thema 3.2 - oefenen toets spelling

Thema 3.2 - oefenen toets taalverzorging
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Thema 3.2 - oefenen toets taalverzorging

Slide 1 - Slide

Onderwerpen toets
  • werkwoordspelling
  • spelling bijvoeglijk naamwoord
  • samenstelling (tussen-n)
  • wel of geen -n aan het einde
  • hoofdletters, leestekens, citeren





Slide 2 - Slide

Wat zijn de belangrijkste regels bij persoonsvorm tegenwoordige tijd?

Slide 3 - Mind map

PV Tegenwoordige Tijd (PVTT)
Belangrijkste regel: 
ik-vorm + t

Bij twijfel: 
Persoonsvorm veranderen in 'lopen'
of 'maken'


Slide 4 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Jacky (streamen) de serie via HBO.
A
streamed
B
streamt
C
streamd
D
streakt

Slide 5 - Quiz

PV Verleden Tijd (PVVT)
Zwakke werkwoorden (die niet van klank veranderen)

Belangrijkste regel: 
ik-vorm + te/de (enkelvoud)
ik-vorm + ten/den (meervoud)

Bij twijfel tussen -t of -d:
TXKFSCHP
                                        



Slide 6 - Slide

PV Verleden Tijd (PVVT)
Sterke werkwoorden (die van klank veranderen)

Belangrijkste regel: 
Uit je hoofd kennen

Let op:
Schrijf vervoegingen zo kort mogelijk
                                        



Slide 7 - Slide

Voltooid deelwoord (VD)
Belangrijkste regel:
(Ge) + ik-vorm + d of t

Bij twijfel tussen -t of -d:
TXKFSCHP


                                        



Slide 8 - Slide

Voltooid deelwoord

Wij hebben dat samen goed (managen).
A
gemanaged
B
gemanagd
C
gemanaget

Slide 9 - Quiz

Waarom was het antwoord 'gemanaged' en niet 'gemanaget'?
A
De 'g' zit niet in TKFSCHP
B
Het is een Engels woord
C
De 'e' zit niet in TKFSCHP

Slide 10 - Quiz

'T eX-KoFSCHiP
Belangrijkste regel:
Gebruik bij twijfel tussen -t of -d in 
verleden of voltooide tijd

Let op:
Nooit gebruiken in tegenwoordige tijd!
We gebruiken alleen medeklinkers -> TXKFSCHP


                                        



Slide 11 - Slide

OVD en VD als BN

Slide 12 - Slide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
Belangrijkste regels:
Schrijf bijvoeglijk naamwoorden zo kort mogelijk:
- grote bloemen (niet grootte bloemen), beantwoorde brieven (niet beantwoordde brieven)

Bijvoeglijk naamwoorden eindigen bijna nooit met een extra -n: 
- mooie bloemen (niet mooien bloemen)

Alleen stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden eindigen (vaak) met een extra -n:
- houten tafels, ijzeren muren, wollen sokken

Bij 'moderne' stoffen verdwijnt de uitgang helemaal (geen -n en geen -en):
- plastic stoel, aluminium frame, rotan bankje





                                        



Slide 13 - Slide

Wat is correct?
A
De beantwoorde vragen vielen tegen.
B
De beantwoordde vragen vielen tegen.

Slide 14 - Quiz

SAMENSTELLING (TUSSEN-N)
Let op:
- als je in meervoud kan kiezen tussen een -n of -s dan valt de -n weg in de samenstelling 

Let op 2:
- bedoel je het linkerdeel van het woord figuurlijk, dan valt de tussen -n weg

Let op 3:
- als er van het linkerwoord maar 1 exemplaar is, valt de tussen-n weg

 





-> groente + burger = groenteburger
(meervoud van groente = groenten of groentes)
-> reus + gezellig = reuzegezellig
(geen -n want we bedoelen niet letterlijk de reus)

-> beer + vacht = berenvacht
(wel -n want we bedoelen echt de beer)

-> zon + straal = zonnestraal
-> maan + schijn = maneschijn

(best rare regel, want we hebben eigenlijk wel meerdere zonnen en manen)

Toetstip:

Samenstelling met oud (als je 'voormalig' bedoelt) schrijf je met een koppelteken.

oud-voorzitter
Er is ook een tussen-s. De regel hier is: schrijf de -s als je 'm hoort.

kwaliteit + krant = kwaliteitskrant
vakbond + lid = vakbondslid

Slide 15 - Slide

De twee honden zijn weggelopen. Beide/beiden zijn niet teruggevonden.
A
Beide
B
Beiden

Slide 16 - Quiz

ALLE OF ALLEN; BEIDE OF BEIDEN

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Schrijf deze zin over met correct gebruik van hoofdletters en leestekens.

pas op zei fred er komt een auto aan

Slide 19 - Open question

Schrijf deze zin over met correct gebruik van hoofdletters en leestekens.

marco vroeg kun je mij het broodmes geven

Slide 20 - Open question

Citeren

Slide 21 - Slide

Citeren

Slide 22 - Slide

Citeren

Slide 23 - Slide

Ik hou van het vak frans.
GOED
FOUT
In maart ga ik op vakantie.
Jim van dale wacht al een uur.
Die engelse jongens vochten in Dublin.
Morgen vertrekt Sal naar de Belgische stad.

Slide 24 - Drag question