H1 introles Rijk of arm?

Ik zit klaar voor de les:
  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
  • Telefoon is thuis of in mijn kluis
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.
1 / 50
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ik zit klaar voor de les:
  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
  • Telefoon is thuis of in mijn kluis
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.

Slide 1 - Slide

Ik ben mevrouw Schutte
m.schutte@atscholen.nl

Ik geef Economie aan 3kader, Taal aan 3 basis en de eersteklassen en ik ben mentor van 1A en leerlingcoach

Slide 2 - Slide


Deze les:

  • Wat verwacht ik van je
  • Hoe zit het boek in elkaar
  • Inloggen in LessonUp
  • Herhalen H1

Slide 3 - Slide

Wat verwacht ik van je
  1. Dat je elke les bij je hebt: opgeladen laptop, boek, pen en rekenmachine
  2. Een opgeladen laptop omdat ik werk met het online programma: LessonUp
  3. Dat je actief meedoet in de les en vragen stelt als iets niet duidelijk is
  4. Dat je je huiswerk maakt
  5. En dat je oefent met de rekenopgaven
In dat geval weet ik zeker dat het gaat lukken met Economie dit jaar. 
En wil ik je altijd helpen!

Slide 4 - Slide

Hoe ziet het jaar eruit?
  • In het derde jaar werken we met het boek Pincode
  • In elk blok worden er 2 hoofdstukken getoetst; behalve in blok 1, dan krijg je 2 toetsen. Eerst over hoofdstuk 1 en in de toetsweek over H2
  • Elke hoofdstuk heeft een onderwerp, bijvoorbeeld: consumptie (kun je kopen wat je wilt?)
  • In het hoofdstuk leer je over de theorie van dat onderwerp, bijvoorbeeld over behoeften en reclame.
  • Bij elk hoofdstuk horen ook rekenvragen, bijvoorbeeld hoe je berekent hoeveel vakantiegeld je krijgt bij je bijbaantje
  • bij economie hoort ook reken. Ook op je examen!!
  • De cijfers voor alle toetsen tellen mee voor je bevordering naar de 4de klas
  • In blok 4 tellen een aantal cijfers ook al mee voor je examen!

Slide 5 - Slide

Hoe zit het boek in elkaar:
  • Elk hoofdstuk bestaat uit 4 paragrafen (§); elke paragraaf uit 4 bladzijden.
  • Per 2 lessen behandelen we 1 paragraaf
  • In de blauwe blokken staan de leerteksten, deze moet je uit je hoofd leren.
  • In de groene blokken staan de formules; deze moet je kennen en toe kunnen passen.
  • Rekenvragen herken je doordat er een 'R' voor de opdracht staat
  • In het gele blok aan het einde van elke paragraaf staat een samenvattingsopdracht. De 4 gele blokken van het hoofdstuk zijn samen de samenvatting van dat hoofdstuk.

Slide 6 - Slide

Hoe zit het boek in elkaar:
  • Aan het einde van het hoofdstuk staat de begrippenlijst; handig voor het leren van de toetsen!
  • Daarna staan er 4 blauwe bladzijden met oefenopgaven. 1 bladzijde per paragraaf, hiermee kun je de leerstof oefenen voor de toets
  •  Dan komen er groene bladzijden met rekenopgaven; heel belangrijk voor de toets!! Dit soort opgaven moet je kunnen maken
  • Helemaal aan het einde staat de examentraining. Hiermee kun je vast oefenen voor het examen. Deze vragen lijken op examenvragen, maar zijn nog iets gemakkelijker

Slide 7 - Slide

LessonUp
Ga naar lessonup.app
voer de code in:
exksq

Slide 8 - Slide

H1  Hoe welvarend ben jij?

Slide 9 - Slide

H1§1

Slide 10 - Slide

Controle vragen:

Is Kleding een primaire of een secundaire behoefte?
A
primaire behoefte
B
secundaire behoefte

Slide 11 - Quiz

Controle vragen:

Is een spelcomputer een primaire of een secundaire behoefte?
A
primaire behoefte
B
secundaire behoefte

Slide 12 - Quiz

Controle vragen:

Is make-upeen primaire of een secundaire behoefte?
A
primaire behoefte
B
secundaire behoefte

Slide 13 - Quiz

Controle vragen:

Is brood een primaire of een secundaire behoefte?
A
primaire behoefte
B
secundaire behoefte

Slide 14 - Quiz

Controle vragen:
We hebben veel behoeften, maar onze middelen zijn beperkt. Iets is schaars als er niet genoeg van is om alle behoeften te vervullen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Controle vragen:
Schaars is in de economie hetzelfde als zeldzaam.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Controle vragen:
door de juiste keuzes te maken (prioriteiten stellen) kun je beter in je behoeften voorzien
Je besteedt dan tijd en geld aan de dingen die jij belangrijk vindt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Leg in je eigen woorden het begrip WELVAART uit

Slide 18 - Open question

Noem de 3 manieren waardoor je welvaart toeneemt

Slide 19 - Mind map

Antwoord:
  1. Als je inkomen stijgt > kun je meer kopen
  2. Door prioriteiten te stellen> Je besteedt dan tijd en geld aan de dingen die jij belangrijk vindt
  3. Door aan zelfvoorziening te doen > je eigen fietsband plakken i.p.v. naar de fietsenmaker gaan

Slide 20 - Slide

Reken met de verhoudingstabel uit hoeveel 55% is van €650,00

Slide 21 - Open question

H1§2

Slide 22 - Slide

Je koopgedrag wordt op twee manieren beinvloed, hoe heten deze 2 manieren?

Slide 23 - Open question

Noem de 6P's van de marketing

Slide 24 - Mind map

Antwoord:
De belangrijkste marketinginstrumenten zijn de 6 P’s (marketingmix):
  1. Product. 
  2. Promotie
  3. Prijs. 
  4. Personeel
  5. Plaats. 
  6. Presentatie

Slide 25 - Slide

Waarom zijn jongeren voor veel bedrijven een belangrijke doelgroep:

Slide 26 - Open question

Commerciële reclame wordt gemaakt om producten te verkopen:
Welke 2 soorten zijn er?

Slide 27 - Open question

Dit is een voorbeeld van
A
informatieve reclame
B
merkreclame

Slide 28 - Quiz



Dit is een voorbeeld van

Slide 29 - Mind map

De inflatie is 2,5%.
Het inkomen van Puck stijgt met 1,5%.
Met hoeveel procent stijgt of daalt de koopkracht van Puck?

A
koopkracht stijgt met 2,5% - 1,5% = 1%
B
koopkracht daalt met 2,5% - 1,5% = 1%

Slide 30 - Quiz

H1§3

Slide 31 - Slide

welke 3 soorten inkomens er zijn

Slide 32 - Open question

Geef een voorbeeld van overdrachtsinkomen

Slide 33 - Mind map

Welke 3 soorten uitgaven zijn er?

Slide 34 - Open question

Geef een voorbeeld van vaste lasten

Slide 35 - Mind map

Geef een voorbeeld van
incidentele uitgaven

Slide 36 - Mind map


Een wekelijks bedrag reken ik om naar een maandbedrag door:
A
x 4 te doen
B
: 4 te doen
C
: 52 en dan x12
D
x52 en dan :12

Slide 37 - Quiz


Een maandbedrag reken ik om naar een weekbedrag door:
A
: 52 en dan x12
B
x 12 en dan : 52
C
x52 en dan :12
D
: 12 en dan x 52

Slide 38 - Quiz


De truc is om het bedrag eerst om te rekenen naar een jaarbedrag
A
klopt
B
klopt niet

Slide 39 - Quiz

H1§4

Slide 40 - Slide

Reserveren is een moeilijk woord voor

Slide 41 - Mind map


Koopkracht betekent hoeveel je met je inkomen kunt kopen
A
klopt
B
klopt niet

Slide 42 - Quiz

De koopkracht stijgt als..
A
als je inkomen daalt en de prijzen blijven gelijk
B
als je inkomen gelijk blijft en de prijzen dalen
C
als je inkomen stijgt en de prijzen blijven gelijk
D
als je inkomen gelijk blijft en de prijzen stijgen

Slide 43 - Quiz

Slide 44 - Video

Neemt je koopkracht toe of af?

Mijn inkomen stijgt met 6%. De inflatie is 3,5%
A
koopkracht stijgt
B
koopkracht daalt

Slide 45 - Quiz

Verandering in procenten
 


Bijvoorbeeld: Drie jaar geleden kreeg je €4 zakgeld en nu krijg je €7


Slide 46 - Slide

Deze maand heb je €12 gespaard. Vorige maand had je €15 gespaard.
Hoeveel procent is dat minder?

Slide 47 - Open question


Evaluatie:
  1. Vond je dit een zinvolle les?
  2. Wat vond je belangrijke informatie?
  3. Wat ik nog wil vragen is?


Slide 48 - Slide

Huiswerk:

x

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide