Paragraaf 2.5

Paragraaf 2.5
1 / 21
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 21 slides, with text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Paragraaf 2.5

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat conditionele factoren zijn
  • Je kunt uitleggen wat sturende mechanismes zijn
  • Je kunt in 7 stappen uitleggen waarom de uitstoot van broeikasgassen leidt tot een  temperatuurstijging van het oppervlak van oceaan- en landoppervlak (stap 4) en uiteindelijk tot extreme weersituaties.
  • Je kunt de gevolgen van klimaatverandering voor het BS klimaat, CS klimaat en de passaten en moessons beschrijven en verklaren
  • Je kunt uitleggen wat terugkoppelingsmechanismes zijn en daar vier voorbeelden van geven die gaan over waterdamp, sneeuw en ijs, permafrost en de diepwaterpomp
  • Je kunt de klimaatveranderingen koppelen aan het klimaatsysteem van Köppen.
  • Je kunt uitleggen waarom het IPCC is opgericht.
  • Je kunt een IPCC rapport scannend lezen en er de hoofdlijnen uit halen. 
  • Je weet in hoeverre de klimaten op aarde naar verwachting veranderen
  • Je weet dat er discussie is over de oorzaken van de klimaatveranderingen en de mate waarin klimaten veranderen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Maak opdracht 2

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Maak opdracht 3 en 4
timer
6:00

Slide 11 - Slide

Leerdoelen 2.5
  1. Je kunt uitleggen of de klimaten op aarde naar verwachting veranderen
  2. Je weet dat er discussie is over (de oorzaken van) klimaatverandering
  3. Je kunt voorbeelden geven van terugkoppelingsmechanismen
  4. Je hebt helder of je het Köppensysteem al voldoende beheerst.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Opgave 1
1 B en C

Slide 15 - Slide

Opgave 2
2 a Door de toename in de uitstoot van broeikasgassen wordt meer langgolvige straling van de aarde vastgehouden, waardoor de stralingsbalans verandert en er meer warmte in de atmosfeer blijft.
 b Land heeft een slecht geleidingsvermogen voor warmte, zodat de warmte niet diep kan worden opgeslagen en vastgehouden. Water geleidt warmte veel beter en daardoor kan veel warmte in de oceaan worden verspreid en opgeslagen.
 c Lucht heeft weinig massa waardoor het snel opwarmt, maar ook snel weer afkoelt. Lucht kan daarom weinig warmte opslaan.

Slide 16 - Slide

Opgave 3
3 a In de tropen zorgt de hogere temperatuur voor een sterkere opstijging van lucht en meer neerslag. Versterking van de stijgende beweging van lucht zorgt ook voor versterking van de dalende beweging van de lucht (via de hadleycel) in de subtropen. Hier wordt het dus droger.
 b Door de versterking van lage druk en hoge druk wordt het luchtdrukverschil tussen beide windsystemen groter waardoor de windsnelheid toeneemt.                     c In de BS- en Cs-klimaten. Beide klimaten staan onder invloed van het subtropisch hogedrukgebied. De hogere druk zal de al bestaande grote variabiliteit van de neerslag versterken.

Slide 17 - Slide

Opgave 4

4 a De verbreding en de intensivering van de hadleycel versterkt de hoge druk. Daardoor valt in de zomer nog minder neerslag en worden in de winter vaker westenwinden met depressies en dus neerslag, door de hoge druk geblokkeerd.                                   b Het subtropisch hogedrukgebied van de hadleycel rukt in de zomer verder op naar het noorden. Hierdoor worden depressies vaker geblokkeerd en valt er minder neerslag.                             c Door het warmere aardoppervlak schuiven de klimaatzones op richting het noorden. Daardoor wordt boven Scandinavië warmere lucht met meer waterdamp aangevoerd en dus ontstaat meer neerslag.

Slide 18 - Slide

Opgave 5
5 1 De toename van waterdamp in de lucht door de hogere luchttemperatuur leidt tot een versterking van het natuurlijke broeikaseffect. Er is dus een positieve terugkoppeling.
 2 Door minder sneeuw en ijs wordt er minder kortgolvige straling van de zon gereflecteerd. Er is dus meer absorptie van zonnestraling en dat versterkt de opwarming. Er is dus een positieve terugkoppeling.
 3 Door de dooi van permafrost komt er meer methaan (CH4) in de lucht en dat gas versterkt het broeikaseffect en dat leidt tot opwarming. Er is een positieve terugkoppeling. De extra groei van planten compenseert de opwarming voor een deel door meer opname van CO2 en dus door verzwakking van het broeikaseffect (negatieve terugkoppeling).
 4 Verzwakking van de diepwaterpomp door de extra toevoer van smeltwater leidt tot minder toestroom van warm oceaanwater uit de tropen en subtropen. Het klimaat wordt hierdoor kouder. Er is een negatieve terugkoppeling.

Slide 19 - Slide

Opgave 5 (deel 2)
opwarming voor een deel door meer opname van CO2 en dus door verzwakking van het broeikaseffect (negatieve terugkoppeling).
 4 Verzwakking van de diepwaterpomp door de extra toevoer van smeltwater leidt tot minder toestroom van warm oceaanwater uit de tropen en subtropen. Het klimaat wordt hierdoor kouder. Er is een negatieve terugkoppeling.

Slide 20 - Slide

Opgave 6
6 a Het negatieve gevolg kan zijn dat er dan geen maatregelen genomen worden om de uitstoot van broeikasgassen te beperken. De ontkenning leidt ook tot tijdverlies om alternatieven voor olie, gas en steenkool te bedenken en toe te passen.                               b – IPCC geeft wetenschappelijke, en dus zo objectief mogelijke, informatie over de stand van de klimaatwetenschap.
  – Politici maken geen deel uit van IPCC: het is een wetenschappelijke organisatie.
  – Het is een internationale organisatie binnen de invloedssfeer van de Verenigde Naties, het IPCC is dus niet voor of tegen bepaalde landen.

Slide 21 - Slide