KM1B H5.3

Wat heb je nodig?
  • Werkboek B
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat heb je nodig?
  • Werkboek B

Slide 1 - Slide

Programma
  • Instructie
  • Zelfstandig werken
  • Bespreken opdrachten
  • Leswisseling
  • Instructie presentatie

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Ik herken de tekstdoelen activeren, instrueren en overtuigen.
Ik herken signaalwoorden in de tekst.
Ik weet welke vragen ik kan stellen om te weten waar een verwijswoord naar verwijst.

Slide 3 - Slide

Terugblik
  • tekstdoel: wat de schrijver wil bereiken met de tekst.
  • signaalwoorden: tijdsvolgorde, opsomming, tegenstelling.
  • verwijswoorden: vraag wie, wat, waar, welke?

Slide 4 - Slide

Tekstdoel informeren

Slide 5 - Slide

Tekstdoel informeren
Het doel van de schrijver is de lezer informatie geven.

Voorbeelden informatieve teksten:
  • nieuwsbericht
  • schoolboektekst

Slide 6 - Slide

Tekstdoel amuseren

Slide 7 - Slide

Tekstdoel amuseren
Het doel van de schrijver is de lezer vermaken of plezier laten beleven.
Voorbeelden amuserende tekst:
  • leesboek
  • stripverhaal
  • gedicht
  • liedtekst

Slide 8 - Slide

Tekstdoel instrueren

Slide 9 - Slide

Tekstdoel instrueren
Het doel van de schrijver is uitleggen hoe je iets moet doen. 
Voorbeelden instruerende tekst:
  • een handleiding 
  • een recept 
  • gebruiksaanwijzing

Slide 10 - Slide

Tekstdoel activeren

Slide 11 - Slide

Tekstdoel activeren
Het doel van de schrijver is dat je iets gaat doen. 

Voorbeelden activerende tekst:
  • een (reclame)folder  
  • advertentie

Slide 12 - Slide

Tekstdoel overtuigen

Slide 13 - Slide

Tekstdoel overtuigen
Het doel van de schrijver is dat je het met hem eens wordt.

Voorbeelden overtuigende tekst:
  • een recensie
  • een review 
  • een klachtenbrief
  • een beoordeling van een boek, film, restaurant of hotel. 

Slide 14 - Slide

Signaalwoorden 
Signaalwoorden geven een verband tussen woorden, zinnen of alinea's aan.

Bijvoorbeeld:

Slide 15 - Slide

Signaalwoorden 
Opsomming: ten eerste, om te beginnen, tevens, niet alleen, maar ook, verder, ten slotte, en, plus
Tegenstelling: tegenover, 
Tijdsvolgorde: vervolgens, ondertussen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Signaalwoorden opsomming
Signaalwoorden voor opsomming:

KM1B is een geweldige klas, ze werken hard, ook maken ze altijd keurig hun huiswerk. Daarbij zijn ze ook nog eens erg lief voor de docenten.

Slide 18 - Slide

Signaalwoorden tegenstelling
Signaalwoorden voor tegenstelling:

Stijn houdt veel van bami, daarentegen vindt hij rijst helemaal niet lekker.

Sepp weet vaak het goede antwoord op de vraag, maar hij vergeet wel altijd zijn vinger op te steken.


Slide 19 - Slide

Signaalwoorden tijdsvolgorde

Signaalwoorden voor tijdsvolgorde:

Voordat Selina naar het toilet ging, had ze haar tas in de klas gezet. 

Slide 20 - Slide

Verwijswoorden
Alisa heeft haar werkboek al op tafel gelegd, dat doet zij altijd uit zichzelf.
 
Eman en Sanna zitten naast elkaar, daar zijn ze erg blij mee.

Welke vraag kan je stellen om erachter te komen waar het verwijswoord naar verwijst? 

Slide 21 - Slide

Verwijswoorden
Alisa heeft haar werkboek al op tafel gelegd, dat doet zij altijd uit zichzelf.
 
Eman en Sanna zitten naast elkaar, daar zijn ze erg blij mee.

Wie, wat, waar, welke?

Slide 22 - Slide

Verwijswoorden
Alisa heeft haar werkboek al op tafel gelegd, dat doet zij altijd uit zichzelf.
Wat doet zij altijd uit zichzelf?

Eman en Sanna zitten naast elkaar, daar zijn ze erg blij mee.
Waar zijn ze erg blij mee?

Slide 23 - Slide

Toets hoofdstuk 4 & 5
Vrijdag 12 april 2e uur

Slide 24 - Slide

Maken: 
                                                                       
                                                                 
Hoofdstuk 5.3 lezen.
Blz. 115, opdracht 20 t/m 25
                                          

Slide 25 - Slide

Maken: 
                                                                       
                                                                 
Hoofdstuk 5.3 lezen.
Blz. 111, opdracht 11, 12, 14 t/m 17
                                          

Slide 26 - Slide

Maken
Hoofdstuk 5.3 blz. 106 opdracht 2, 5 en 7 t/m 10.

Slide 27 - Slide

Maken hoofdstuk 4.3
Opdr. 1 t/m 8
Opdr. 9, 10 & 12 t/m 14
Opdr. 16 t/m 19
Opdr. 23 t/m 27


Slide 28 - Slide

2a. C
2c. De dierenbescherming
5a. Activeren
5b. Check 't label even!! Als je boodschappen doet.
7a. Reclame/advertentie/ activerende tekst
7b. Titel/plaatje/tussenkopjes
7c. Activeren
7d. De schrijver wil dat je het product gaat kopen.
10a. Ook. Verschillende soorten schoenen.
10b. 2, gewone schoenen en sportschoenen.
10c. Daarna. 1. Schud de schoenen even licht. 2. Trek de schoen daarna aan.

Slide 29 - Slide

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
overtuigen
B
activeren
C
informeren
D
amuseren

Slide 30 - Quiz


Tekstdoel?
A
overtuigen
B
activeren
C
informeren
D
amuseren

Slide 31 - Quiz


Tekstdoel?
A
overtuigen
B
activeren
C
informeren
D
amuseren

Slide 32 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen
D
activeren

Slide 33 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 34 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
instrueren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 35 - Quiz

tekstdoel: activeren
tekstdoel: amuseren
tekstdoel: informeren
tekstdoel: instrueren
tekstdoel: overtuigen
De schrijver wil dat je iets te weten komt.
De schrijver wil dat je je vermaakt.
De schrijver wil dat je zijn mening  overneemt.
De schrijver wil dat je leert hoe je iets moet doen.
De schrijver wil dat je iets wel of niet gaat doen.

Slide 36 - Drag question

Overtuigen
Informeren
Activeren

Slide 37 - Drag question

Afsluiting
  • Huiswerk: les 5.3 opd. 2 + 5 + 7 t/m 10 af
  • Volgende les: les 5.3 - herhalen

Slide 38 - Slide

nakijken
17a. Goalball - titel       17b. uitleg over de sport     17c. informeren
18a. 1 Wat is goalball?  2 Wat zijn de spelregels?     18b. alinea 2
18c. Goalball is ... visueel gehandicapten. (r.6)
18d. deze - Goalball        
          hiervoor - om de bal tegen te kunnen houden.
19a. ook           19c. bovendien             19d. ondertussen

Slide 39 - Slide