Oefenvragen bij de theorie van Studiereader bij de luistertoets

Planning
Stukje theorie
Gericht trainen

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Planning
Stukje theorie
Gericht trainen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Welke tekstdoelen (her)ken je?
(meerdere antwoorden goed)
A
informeren
B
reageren
C
activeren
D
amuseren

Slide 3 - Quiz

Wat zijn tekstdoelen?
A
Datgene wat de lezer met het lezen van de tekst wil bereiken.
B
Datgene wat de schrijver met zijn tekst wil bereiken.

Slide 4 - Quiz

Kan een tekst meerdere tekstdoelen hebben?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Welke tekstdoelen passen
bij een schoolboek?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
Amuseren

Slide 6 - Quiz

Sleep de tekstdoelen naar het juiste plaatje
Informeren
Instrueren
Overtuigen
Amuseren

Slide 7 - Drag question

Sleep de tekstvormen naar de bijbehorende tekstdoelen.
informeren
overtuigen
activeren
amuseren
stripverhaal
handleiding
schoolboektekst
filmrecensie
advertentie
roman
ingezonden brief

Slide 8 - Drag question

 Sleep de tekstdoelen naar de juiste teksten.
Amuseren
Overtuigen
Informeren
Activeren
Instrueren

Slide 9 - Drag question

Sleep de tekstvormen naar de bijbehorende tekstdoelen.
De schrijver geeft de lezer vooral informatie. 
De schrijver probeert de lezer vooral van zijn/haar mening te overtuigen.
De schrijver spoort de lezer vooral aan iets te doen.
De schrijver wil de lezer vooral vermaken door iets boeiends, ontroerends of grappigs te vertellen.
Bijvoorbeeld schoolboekteksten  of recepten.
Bijvoorbeeld betogen of recensies.
Bijvoorbeeld reclameteksten.
Bijvoorbeeld gedichten of columns. 

Slide 10 - Drag question

Signaalwoorden en tekstverbanden horen bij elkaar.
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 11 - Quiz


Wat is GEEN functie
van signaalwoorden in een tekst?
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden geven de kern van de tekst weer.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
D
Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.

Slide 12 - Quiz

Welke tekstverbanden ken je nog meer?
Noem er drie.

Slide 13 - Mind map

Een mening herken je aan signaalwoorden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Signaalwoorden voor een tegenstelling:
A
zoals
B
allereerst
C
maar
D
daarentegen

Slide 15 - Quiz

Signaalwoorden: Eerst, daarna, vervolgens horen bij:
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Chronologisch

Slide 16 - Quiz