This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Toets thema 3: Bloed en Bloedsomloop
KADER
Succes!
Slide 1 - Slide
Het bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen. Het bloedplasma vervoert ......
A
voedingsstoffen, afvalstoffen en zuurstof
B
zuurstof, koolstofdioxide en water
C
voedingsstoffen, afvalstoffen en koolstofdioxide
D
voedingsstoffen, afvalstoffen en zuurstof
Slide 2 - Quiz
Deel 1 is ... en de taak is ...
A
witte bloedcel,
zuurstof transport
B
rode bloedcel,
zuurstof transport
C
bloedplaatje,
bloedstolling
D
rode bloedcel,
bloedstolling
Slide 3 - Quiz
Deel 2 is ... en de taak is ...
A
witte bloedcel,
zuurstof transport
B
rode bloedcel,
bloedstolling
C
bloedplaatje,
bloedstolling
D
witte bloedcel,
afweer tegen ziekten
Slide 4 - Quiz
Deel 3 is ... en de taak is ...
A
witte bloedcel,
zuurstof transport
B
witte bloedcel,
afweer tegen ziekten
C
bloedplaatje,
bloedstolling
D
rode bloedcel,
bloedstolling
Slide 5 - Quiz
Aburagman valt en schaaft zijn knie open aan stoeptegels. Er zijn tetanusbacteriën in de schaafwond gekomen. Na een tijdje ontstaat er rondom de schaafwond wat etter. Uit welke twee onderdelen bestaat etter?
Slide 6 - Open question
De huisarts geeft Aburagman een vaccinatie tegen tetanus. Hierdoor is hij een paar jaar immuun voor deze bacterie. Hoe helpt een vaccinatie Aburagman om sneller immuun te worden?
Slide 7 - Open question
In het lichaam hebben we 3 verschillende typen bloedvaten. Welke bloedvaten zijn dit?
Slide 8 - Open question
Kenmerken van slagaders zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich diep in het lichaam
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich diep in het lichaam
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
Slide 9 - Quiz
Kenmerken van de aders zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich diep in het lichaam
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich diep in het lichaam
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
Slide 10 - Quiz
Kenmerken van de haarvaten zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich niet in de organen
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich niet in de organen
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich in de organen
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich in de organen
Slide 11 - Quiz
In de afbeeldingen zijn verschillende type bloedvaten schematisch weergegeven. Zet de naam van het type bloedvat op de juiste plaats.
Haarvat
Slagader
Ader
Slide 12 - Drag question
Nordic Walking is een sport die lijkt op langlaufen. Je loopt met stokken, maar zonder ski’s (zie afbeelding ). Bij Nordic Walking maak je veel gebruik van je nek-, schouder- en armspieren. Ook de spieren in je rug, buik, heupen en benen gebruik je meer dan bij gewoon wandelen.
Welk bloedvat of welke bloedvaten vervoeren bij Nordic Walking meer zuurstof dan normaal?
A
armslagader
B
beenslagader
C
arm- en beenslagader
Slide 13 - Quiz
Hoe komt het dat de longslagader tijdens Nordic Walking meer koolstofdioxide vervoert?
Slide 14 - Open question
De grote bloedsomloop is de weg ...
A
hart - hele lichaam - hart
B
hart - longen - hart
C
hart - hersenen - hart
D
hart - maag - hart
Slide 15 - Quiz
De kleine bloedsomloop is de weg ...
A
hart - hele lichaam - hart
B
hart - longen - hart
C
hart - hersenen - hart
D
hart - maag - hart
Slide 16 - Quiz
Het doel van de kleine bloedsomloop is ...
A
koolstofdioxide afgeven aan de longblaasjes en zuurstof opnemen
B
koolstofdioxide opnemen uit de longblaasjes en zuurstof afgeven
Slide 17 - Quiz
Zet de onderdelen van de kleine bloedsomloop in de juiste volgorde.
Longen
Kleine bloedsomloop
rechterkamer
longaders
longslagaders
linkerboezem
Slide 18 - Drag question
Bij een dubbele bloedsomloop gaat het bloed.......
A
2 x door de longen
B
2 x door het hart
C
2 x door de organen
Slide 19 - Quiz
Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 1 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem
Slide 20 - Quiz
Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 10 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem
Slide 21 - Quiz
Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 4 is ...
A
de longslagader
B
de longader
C
de aorta
D
de holle ader
Slide 22 - Quiz
Kijk naar de afbeelding. Je ziet dat het bloed altijd dezelfde kant op stroomt. De vraag: Hoe heten de delen in het hart die de bloedstroom regelen en er voor zorgen dat het bloed altijd dezelfde kant op stroomt?
A
sluizen
B
zakjes
C
kleppen
D
hartwanden
Slide 23 - Quiz
In het hart is te zien dat één van de delen van het hart duidelijk een stuk beter is ontwikkeld en daardoor opvallend dikker/sterker dan de andere delen van het hart. Dit deel heet ...
A
de linkerboezem
B
de linkerkamer
C
de rechterboezem
D
de rechterkamer
Slide 24 - Quiz
Waarom is het nodig dat de ene zijde dikker en sterker is ontwikkeld dan de andere zijde?
A
Omdat dit deel veel bloed moet wegpompen
B
Omdat dit deel veel bloed moet ontvangen
C
Omdat dit deel veel bloed naar de kleine bloedsomloop moet sturen
D
Omdat dit deel bloed naar de grote bloedsomloop moet sturen
Slide 25 - Quiz
De naam van nummer 7 is ... en dit deel bevat ... zuurstof
A
halsader,
veel
B
halsader,
weinig
C
halslagader,
veel
D
halsslagader,
weinig
Slide 26 - Quiz
De naam van deel 8 is ... en maakt deel uit van de ... bloedsomloop.
A
longslagader,
kleine
B
longader,
kleine
C
longslagader,
grote
D
longader,
grote
Slide 27 - Quiz
De naam van deel 6 is ...
A
de leverader
B
de poortader
C
de darmslagader
D
de holle ader
Slide 28 - Quiz
Bekijk de bloedvaten in de afbeelding. Welke letter geeft haarvaten aan?
A
Q
B
R
C
S
Slide 29 - Quiz
In bloedvat R zitten meer voedingsstoffen en minder zuurstof dan in bloedvat Q. Bij welke bloedsomloop horen deze bloedvaten?
A
tot de grote bloedsomloop
B
tot de kleine bloedsomloop
Slide 30 - Quiz
Nieren : sleep de onderdelen naar de juiste plaats
Niermerg
nierschors
urineleider
nierslagader
nierader
nierbekken
Slide 31 - Drag question
Een niersteentje bestaat uit stoffen die niet zijn opgelost. Een niersteentje plas je vaak gewoon uit. Soms kan een niersteentje vast komen te zitten tussen de nieren en de blaas. Hoe heet het deel waarin een niersteentje vast kan komen te zitten?
A
nierader
B
nierslagader
C
urinebuis
D
urineleider
Slide 32 - Quiz
Als een urineweg niet meer werkt doordat een niersteentje de doorgang blokkeert, kun je nog wel plassen. Hoe komt dat?
Slide 33 - Open question
Hiernaast staan 3 manieren om immuun te worden. Geef bij elke manier aan of dit een natuurlijke of een kunstmatige immunisatie is
Sleep het woord naar het plaatje.
Kunstmatige immunisatie
Natuurlijke immunisatie
Kunstmatige immunisatie
Natuurlijke immunisatie
Slide 34 - Drag question
Het humaan papillomavirus (HPV) kan baarmoederhalskanker veroorzaken. Veel mensen krijgen dit virus, maar vaak doodt het lichaam de ziekteverwekker en word je er niet ziek van. Vanaf 2022 kunnen meisjes én jongens zich vanaf hun 10e jaar laten vaccineren tegen HPV. Uit welke bestanddelen bestaat het vaccin tegen HPV?
Slide 35 - Open question
Welke bloedcellen worden extra aangemaakt na de vaccinatie?