Bloedsomloop - herhalingsvragen

Bloedsomloop - herhalingsvragen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bloedsomloop - herhalingsvragen

Slide 1 - Slide

Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
Hebben ze een celkern?
Wat is hun functie?
ziekteverwekkers bestrijden
Nee
Nee
Ja
Ja
bloedstolling
zuurstoftransport

Slide 2 - Drag question

Als bloed binnen de bloedvaten stolt, ontstaat een bloedprop in een bloedvat, dit heet trombose. Zo'n bloedprop kan een bloedvat afsluiten, waardoor het bloed niet verder kan stromen. In het hart of de hersenen kan dat erg gevaarlijk zijn.

Waarom is trombose juist in het hart of de hersenen zo gevaarlijk?
A
Omdat het bloed dan niet meer doorstroomt naar de andere organen.
B
Omdat het levensbedreigend kan zijn als delen van het hart of de hersenen niet meer werken als er te weinig zuurstof bij komt.
C
Omdat een wondje dan minder snel stopt met bloeden.
D
Omdat het bloed minder goed stroomt en het hart overbelast raakt.

Slide 3 - Quiz

Tekst
slagader
ader
haarvat

Slide 4 - Drag question

Bloed transporteert onder andere zuurstof, koolstofdioxide en glucose. Vergelijk het bloed in een slagader van een spier met het bloed in een ader van die spier. De spier is op dat moment erg actief.

In welk bloedvat (ader of slagader) heeft het bloed:

1. de hoogste temperatuur;
2. het hoogste glucosegehalte;
3. het hoogste CO2 gehalte;
4. het hoogste zuurstofgehalte
A
1. ader 2. ader 3. slagader 4. slagader
B
1. ader 2. slagader 3. ader 4. slagader
C
1. slagader 2. ader 3. slagader 4. ader
D
1. slagader 2. slagader 3. ader 4. slagader

Slide 5 - Quiz


1) Kleine bloedsomloop =
Hart -                           - hart

2) Grote bloedsomloop =
Hart -                           - hart

hele lichaam
longen

Slide 6 - Drag question

In de afbeelding is een doorsnede van een schematisch hart weergegeven. Sleep de onderdelen naar het hart.
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerboezem
Linkerkamer
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart uit
Bloed stroomt het hart uit

Slide 7 - Drag question

Een rode bloedcel zit in de lever.
Hoe vaak gaat deze cel door het hart voordat het terugkomt in de lever?
A
2 Keer
B
3 Keer
C
4 Keer
D
1 Keer

Slide 8 - Quiz

Nierschors
Nierbekken
Nierbekken
Nierader
Nierslagader

Slide 9 - Drag question

Als je veel water hebt gedronken, maken de nieren... urine aan
A
veel
B
weinig

Slide 10 - Quiz

Hoe heet het deel (of de delen) van de nier dat of die afvalstoffen, overtollig water, overtollige zouten en allerlei schadelijke stoffen uit het bloed verwijdert of verwijderen?
A
Niermerg
B
Nierbekken
C
Nierschors
D
Niermerg en nierschors

Slide 11 - Quiz

1)
2)
3)
ziekteverwekker
antigenen
antistoffen

Slide 12 - Drag question

Zet de plaatjes onder de goede tekst.
De ziekteverwekker dringt het lichaam binnen.
Bepaalde witte bloedcellen produceren antistoffen.
De antistoffen hechten zich aan de lichaamsvreemde stof op het oppervlak van de ziekteverwekker.
De ziekteverwekker is met antistoffen bedekt en daardoor onschadelijk gemaakt.

Slide 13 - Drag question

Sleep de wijze van antistoffen krijgen naar de juiste vormen van immuun worden
Actieve kunstmatige immunisatie
actieve natuurlijke immunisatie
passieve kunstmatige immunisatie
passieve natuurlijke immunisatie
antistoffen binnen krijgen via borstvoeding
antistoffen krijgen via een serum
antistoffen maken na een HPV vaccinatie
antistoffen maken door dat je het griepvirus binnen krijgt.

Slide 14 - Drag question

Op de cellen zit antigeen A
Op de cellen zit antigeen A en antigeen B
Op de cellen zitten geen antigenen
Op de cellen zit antigeen B
Bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O

Slide 15 - Drag question

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 16 - Quiz

Karel wil zijn bloedgroep weten. Bij een bloedgroepentest is er alleen klontering bij anti-B (dus niet bij anti-A).
Wat is Karel zijn bloedgroep?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 17 - Quiz