Jeugdjournaal: quiz 26 januari tot en met 31 januari 2024

Jeugdjournaal: quiz
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Jeugdjournaal: quiz

Slide 1 - Slide

Over welke onderwerpen gaat de quiz, denk je? Typ één onderwerp.

Slide 2 - Open question

Programma
1)    De foto bekijken. De tekst lezen.
2)    De woorden bespreken met de leerlingen in je groepje.
3)    De video's opnieuw bekijken en bij één video:
A)    een zin noemen;
B)   of een samenvatting van maximaal drie zinnen geven.
4)    Terugkijken naar de doelen.

Slide 3 - Slide

Programma
1)    De video bekijken. De tekst lezen.
2)    De woorden bespreken met de leerlingen in je groepje.
3)    De video's opnieuw bekijken en bij één video:
A)   Twee of meer woorden noemen.
B)   Of een zin noemen.
C)   Of een samenvatting van maximaal drie zinnen geven.
4)    Terugkijken naar de doelen.

Slide 4 - Slide

Doelen
1) Je kunt respectvol samenwerken in een groepje.​
2) Je kunt bij één van de video's: 
A) twee of meer woorden noemen, die je niet eerder zelf
     genoemd hebt;
B) of een zin noemen;
C) of een samenvatting van maximaal drie zinnen geven.

Slide 5 - Slide

Samenwerken
1)  Kies een voorzitter en een schrijver.
2)  Kijk naar de video.​
3)  Lees de beginletter(s). Denk een halve minuut in stilte na.
4)  Noem één woord als de voorzitter je naam noemt.
     Kies zelf het nummer.
5)  Praat samen over het woord.
6)  Schrijf bij elk nummer één woord.

Slide 6 - Slide

Taken van de voorzitter
1)   Zorg ervoor dat alle leerlingen om de
      ​beurt een woord kunnen noemen. ​
2)   Zorg ervoor dat alle leerlingen meedoen.​

Slide 7 - Slide

Wat kan de voorzitter zeggen?
....  is aan de beurt.
…, jij bent aan de beurt.​​
…, wat denk jij?​
…, denk jij dat ook?​
...., ben je het ermee eens?

Slide 8 - Slide

Wat kun je zeggen?
Ik denk dat ook.​
Ik ben het ermee eens.
Ik denk dat het niet goed is.​
Ik ben het er niet mee eens.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
In Rotterdam heeft een grote 1) e__ in een flat plaatsgevonden. Daarna is er een 2) b__ ontstaan. Er zijn twee mensen 3) g__ geraakt.  Drie mensen zijn 4) v__. Het zou kunnen dat zij zijn 5) o__. In 44 woningen kunnen mensen niet meer wonen. De bewoners zijn opgevangen in een 6) s__.

Slide 12 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
In Rotterdam heeft een grote 1) explosie in een flat plaatsgevonden. Daarna is er een 2) brand ontstaan. Er zijn twee mensen 3) gewond geraakt.  Drie mensen zijn 4) vermist. Het zou kunnen dat zij zijn 5) omgekomen/overleden. In 44 woningen kunnen mensen niet meer wonen. De bewoners zijn opgevangen in een 6) sporthal.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
Peter R. de Vries was een 1) j__. Hij werd in 2021 doodge-schoten. De officier van justitie (de aanklager) heeft onder-zoek gedaan naar de misdaad en dat deelde hij met de rechters. De 2) a__ heeft een levenslange gevangenisstraf geëist voor de 3) m__ op de Vries. De verdachten kregen in de rechtbank de 4) s__ te horen. De 5) r__ gaan beslissen welke straf de 6) v__ krijgen. Dat wordt in juni bekend.

Slide 16 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
Peter R. de Vries was een 1) journalist. Hij werd in 2021 doodgeschoten. De officier van justitie (de aanklager) heeft onderzoek gedaan naar de misdaad en dat deelde hij met de rechters. De 2) aanklager heeft een levenslange gevangenisstraf geëist voor de 3) moord op de Vries. De verdachten kregen in de rechtbank de 4) strafeis te horen. De 5) rechters gaan beslissen welke straf de 6) verdachten krijgen. Dat wordt in juni bekend.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
Hoe kun je van de 1) h__ afkomen? Je 2) a__ inhouden, een slok 3) w__ nemen of heel erg 4) s__:  het zijn allemaal trucjes die we proberen om de 1) h__ te laten stoppen. 
Een Amerikaanse leraar lijkt de 5) o__ gevonden te hebben. Hij liet een leerling met de 1) h__ vooraan in de klas staan. Daarna moesten alle leerlingen naar haar 6) k__. De 1) h__ van het meisje stopte meteen. 

Een hele goede manier dus om van die irritante hik af te komen.

Slide 20 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
Hoe kun je van de 1) hik afkomen? Je 2) adem inhouden, een slok 3) water nemen of heel erg 4) schrikken: het zijn allemaal trucjes die we proberen om de 1) hik te laten stoppen. Een Amerikaanse leraar lijkt de 5) oplossing gevonden te hebben. Hij liet een leerling met de 1) hik vooraan in de klas staan. Daarna moesten alle leerlingen naar haar 6) kijken. De 1) hik van het meisje stopte meteen. 

Een hele goede manier dus om van die irritante hik af te komen.

Slide 21 - Slide

Vragen?
Heb je nog vragen?

Slide 22 - Slide

Opdracht
Kies één van de video's.
Noem één zin.
Of geef een samenvatting van maximaal drie zinnen.
Denk hier eerst een halve minuut in stilte over na.

Slide 23 - Slide

Ik kan bij elk onderwerp minimaal één woord noemen.
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quiz

Ik kan respectvol samenwerken in een groepje.
A
Ik kan het een beetje.
B
Ik kan het goed.

Slide 25 - Quiz

Ik vind het leuk om in een groepje de quiz van het jeugdjournaal te doen.
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quiz