1A di 23 nov 2.7 deel 1

Als je 
binnenkomt:


BEN IK RUSTIG LOPEND DE KLAS INGEKOMEN?
BEN IK ZONDER LAWAAI TE MAKEN DE KLAS BINNENGEKOMEN?
HEB IK MIJN TELEFOON IN DE TAS GESTOPT?
ZIT IK AAN TAFEL, LIGT MIJN BOEK, SCHRIFT, PEN OP TAFEL?
STAAT MIJN TAS NAAST ME OP DE GROND? 
BEN IK STIL AAN HET WACHTEN TOT DE LES BEGINT?  Zo ja  --> 

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Als je 
binnenkomt:


BEN IK RUSTIG LOPEND DE KLAS INGEKOMEN?
BEN IK ZONDER LAWAAI TE MAKEN DE KLAS BINNENGEKOMEN?
HEB IK MIJN TELEFOON IN DE TAS GESTOPT?
ZIT IK AAN TAFEL, LIGT MIJN BOEK, SCHRIFT, PEN OP TAFEL?
STAAT MIJN TAS NAAST ME OP DE GROND? 
BEN IK STIL AAN HET WACHTEN TOT DE LES BEGINT?  Zo ja  --> 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen: 45 minuten les
10 minuten lezen
Starten met 2.7 -->  uitleg en werken aan opdrachten
Lesafsluiting

Slide 2 - Slide

10 minuten lezen

Slide 3 - Slide

Pak je boek, p. 109
Dit is een moeilijk hoofdstuk. Let dus goed op en geef aan wanneer je het nog niet begrijpt! Ik leg het graag zo vaak mogelijk uit. 

Slide 4 - Slide

Grammatica, wat is dat ook alweer?


Ik school naar lopen.

Wat klopt er niet in deze zin?


Slide 5 - Slide

Ik school naar lopen???
Juist, de woorden staan niet op de juiste plek in de zin. De volgorde klopt niet. De regels voor wat wel en niet de juiste plekken voor woorden in een zin zijn, noem je de grammatica van een taal. 

Om die regels te begrijpen, moet je de onderdelen van een zin kennen. Je leert dus antwoorden op de volgende 2 vragen: welke woordsoorten zijn er in een zin? In welke delen van de zinnen horen die woordsoorten? 

Slide 6 - Slide

Hij vindt een euro
Spelling: hoe spel je 'vindt' in deze zin, met een d of t?
Grammatica: 
1. Wat voor woord is 'euro': een zelfstandig naamwoord of een werkwoord? 
2. Wat voor zinsdeel is 'Hij': een persoonsvorm of een onderwerp?

Slide 7 - Slide

Dit hoofdstuk gaat over zinsdelen

Slide 8 - Slide

Voor ik uitleg even opwarmen...
Kijk naar opdracht 1

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Werkwoordelijk gezegde



Bestaat uit alle werkwoorden in een zin! 

Slide 12 - Slide

Werkwoordelijk gezegde (wg)
Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in een zin. 


Voorbeeld:
Ik zal nieuwe sportschoenen kopen

PV: ?
Andere werkwoorden ?

Wg is dus ....
Werkwoordelijk gezegde (wg)

Slide 13 - Slide

Wat heb ik vandaag geleerd?
- ik weet wat het WERKWOORDELIJK GEZEGDE is;
- ik kan het WERKWOORDELIJK GEZEGDE in een zin benoemen.

Slide 14 - Slide

Aan de slag...
Maak opdracht 2 t/m 7
Wat niet af is, is huiswerk voor morgen. 

Slide 15 - Slide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?
  • Wat is het huiswerk voor morgen?

Slide 16 - Slide