los onwk 4

Boek bladzijde 80 en 81
Opdracht 4: lijst maken pv, ow, wg, lv, x
Opdracht 5: 
De hele pauze zaten Roos en David op een bankje te praten. 
Roos en David zaten de hele pauze op een bankje te praten.
Op een bankje zaten Roos en David de hele pauze te praten
Zaten Roos en David de hele pauze op een bankje te praten
Wat is de handeling? De regisseur die de rollen verdeelt? 
 

1 / 5
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 5 slides, with text slides.

Items in this lesson

Boek bladzijde 80 en 81
Opdracht 4: lijst maken pv, ow, wg, lv, x
Opdracht 5: 
De hele pauze zaten Roos en David op een bankje te praten. 
Roos en David zaten de hele pauze op een bankje te praten.
Op een bankje zaten Roos en David de hele pauze te praten
Zaten Roos en David de hele pauze op een bankje te praten
Wat is de handeling? De regisseur die de rollen verdeelt? 
 

Slide 1 - Slide

Boek bladzijde 80 en 81
Opdracht 4: lijst maken pv, ow, wg, lv, x
Opdracht 5: 
De hele pauze zaten Roos en David op een bankje te praten. 
Roos en David zaten de hele pauze op een bankje te praten.
Op een bankje zaten Roos en David de hele pauze te praten
Zaten Roos en David de hele pauze op een bankje te praten
Wat is de handeling? De regisseur die de rollen verdeelt? PRATEN
 

Slide 2 - Slide

Vormen van werkwoorden: 
Ik loop naar de bakker.
Hij loopt naar de bakker.
Wij lopen naar de bakker.
Hij liep naar de bakker.
Jullie liepen naar de bakker.
Zij gingen lopend naar de bakker. 
Zij zijn naar de bakker gelopen. 

Slide 3 - Slide

Uniek!!! Je ziet drie dingen aan een werkwoord: 
1. Waar gaat de zin over? 
2. Over hoeveel personen / dingen gaat het? 
3. In welke tijd staat de zin. 

Ik loop naar de bakker. De zin gaat over lopen1 persoon (ik)   tegenwoordige tijd (nu) 
Hij loopt naar de bakker. 1 persoon (hij)         tegenwoordige tijd (nu) 
Wij lopen naar de bakker. meerdere personen (wij)   tegenwoordige tijd (nu) 
Hij liep naar de bakker. 1 persoon (hij               in de verleden tijd (gisteren) 
Jullie liepen naar de bakker. meerdere personen (jullie)      in de verleden tijd (gisteren) 
Zij gingen lopend naar de bakker. meerdere personen (zij)  in de verleden tijd (gisteren) 
Zij zijn naar de bakker gelopen. meerdere personen (zij) in de verleden tijd (gisteren) 

Slide 4 - Slide

Wat zie je aan een onderwerp?
Hij eet een ijsje. 
Je ziet dat het over 1 persoon gaat. 
U moet nog een kaartje kopen. 
Je ziet dat het over 1 persoon gaat, een volwassen iemand spreek je aan met u.
Wij hebben een bezoek gebracht aan het Van Gogh museum. 
Je ziet dat het over meerdere personen gaat.

Slide 5 - Slide