Sommige werkwoorden zijn erg lastig. Bij deze werkwoorden klinken de persoonsvorm tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord klinken hetzelfde, maar schrijf je anders. Het gaat om de werkwoorden die bijvoorbeeld beginnen met:
ge-, be-, ver-, ont-, her- of over- tegenwoordige tijd voltooide tijd
Tom verdient veel geld.
Tom heeft veel geld verdiend.
Irsa overlegt met haar vrienden.
Irsa heeft met haar vrienden overlegd.
Sarah beantwoordt de vraag.
Sarah heeft de vraag beantwoord.
Er gebeurt een ongeluk.
Er is een ongeluk gebeurd.
Gebruik bij het spellen van werkwoorden het schema werkwoordspelling .