1. Hoofdpersonen en bijpersonen: wie?
2. Zijn deze round of flat? karakter of type?
3. Welke karaktereigenschappen hebben deze personages?
4. Hoe omschrijft de schrijver deze? Letterlijk ('hij is ondeugend') of omschrijft de schrijver ('hij bedacht een plannetje om de les in de soep te laten lopen.')
Bewaar voor je schrijfplan