Talent 3.1 Atheneum - Fictie: Personages 2 en spanning

Welkom!

Nederlandse fictie
periode 3
inhaalwerk P2
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

Nederlandse fictie
periode 3
inhaalwerk P2

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

Wat gaan we doen?    
  • H.1.3 Fictie
  • In deze paragraaf leer je:
  • wat karakterontwikkeling is;
  • wat een round en een flat character zijn;
  • wat spanning en spanningsvragen zijn.


       

Slide 2 - Slide

Antwoorden: fictie of non-fictie? 
  1. Het jeugdjournaal: non-fictie
  2. Je boek voor aardrijkskunde: non-fictie
  3. 'Het leven van een loser': fictie
  4. Biografie over Abdelhak Nouri (speler van Ajax): non-fictie
  5. 'Elke dag een druppel gif' = een roman, gebaseerd op ervaringen van kinderen uit NSB gezinnen: fictie

Slide 3 - Slide

Schrijf op of fictie of non-fictie? 
  1. Het jeugdjournaal
  2. Je boek voor aardrijkskunde
  3. 'Het leven van een loser' 
  4. Biografie over Abdelhak Nouri (speler van Ajax) 
  5. 'Elke dag een druppel gif' = een roman, gebaseerd op ervaringen van kinderen uit NSB gezinnen. 

Slide 4 - Slide

Personages beschrijven

Je kunt personages beschrijven aan de hand van:

- Uiterlijk

- Kenmerken (geslacht, leeftijd, gezondheid, achtergrond)

- Karaktereigenschappen 



Slide 5 - Slide

Noteer in je schrift (1)
Wij lezen nu 'Ik moet dit doen" van Maren Stoffels. Noteer in je schrift:
- Is dit verhaal fictie of non-fictie? Leg uit waarom.
Je kunt de personages beschrijven aan de hand van: 
- Uiterlijk
- Kenmerken (geslacht, leeftijd, gezondheid, achtergrond)
- Karaktereigenschappen (dapper, eenzaam, sportief, etc.)

Slide 6 - Slide

Personages 2
In de loop van het verhaal leer je het karakter van personages kennen door wat ze doen, denken of zeggen. Wat een personage meemaakt in een verhaal, kan invloed hebben op zijn karakter. Als hij in een verhaal verandert, spreken we van karakterontwikkeling


Slide 7 - Slide

Personages 2
Zo’n verhaalpersonage wordt een round character genoemd.
• Een round character heeft meer eigenschappen, waardoor hij of zij niet steeds op dezelfde manier reageert.
• Een hoofdpersoon is meestal een round character.

Slide 8 - Slide

Personages 2
Vindt er bij een verhaalpersonage geen karakterontwikkeling plaats, dan spreken we van een flat character.
• Een flat character heeft weinig eigenschappen of zelfs maar één eigenschap, waardoor hij voorspelbaar reageert.
• Een bijpersoon is meestal een flat character.

Slide 9 - Slide

Noteer in je schrift (2)
Wij lezen nu 'Ik moet dit doen" van Maren Stoffels. Noteer in je schrift:
- Wie maakt of welke personages maken een karakterontwikkeling door.  Leg uit waarom.
- Hoe noemen we zo'n personage(s)?
- Wie maakt of welke personages maken géén karakterontwikkeling door. Leg uit waarom.
- Hoe noemen we zo'n personages?


Slide 10 - Slide

Spanning
Een verhaal heeft spanning als je steeds verder wilt lezen. Het verhaal roept vragen bij je op en je wordt nieuwsgierig naar de antwoorden op die vragen. Hoe nieuwsgieriger je bent naar de antwoorden, hoe groter de spanning is.

Slide 11 - Slide

Spanning
• Een spanningsvraag kan voor het hele verhaal van belang zijn. 
In een detective is die vraag bijvoorbeeld: wie heeft het gedaan? 
En in een liefdesroman: krijgen ze elkaar? 

Het antwoord op zo’n spanningsvraag heet een ontknoping.

Slide 12 - Slide

Spanning
• Een spanningsvraag kan ook in maar een deel van het verhaal van belang zijn: Die avond wachtte Sasha een grote verrassing.
• Als een hoofdstuk op een heel spannend moment eindigt, noemen we dat een cliffhanger.

Slide 13 - Slide

Noteer in je schrift (2)
Wij lezen nu 'Ik moet dit doen" van Maren Stoffels. Noteer in je schrift:
- Heb je al een Cliffhanger ontdekt tijdens het lezen van het verhaal?
Beschrijf de situatie/gebeurtenis zo duidelijk mogelijk in je schrift.


Slide 14 - Slide

Donderdag 18 november

     



  • AGENDA - Huiswerk woensdag 24-11, 5e uur
  --> maken: H. 2.6-Schrijven, blz. 78, schrijftaak
  --> nakijken: opdr. 7, 9, 10, blz. 76


       
SCHRIJF IN JE AGENDA
Huiswerk voor volgende leesbelevingsles:
Maak:  
in je schrift
Geef antwoord op de vragen in deze LessonUp
Neem je schrift mee naar de volgende les 'leesbeleving'

Slide 15 - Slide